a J KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT KERNKATERN 8 Beeldnivo Midden visuele variabelen o Platte vlak Grootte Grijswaarde Grein Kleur Richting vorm Kenmerkend Inbegrepen Mogelijk Sterk nSn] Zwak Definitie Perceptie Bijkomende aspecten Zijn we er hiermee? Ja, mits er aandacht is geschonken aan een aantal bijkomende aspecten, te weten: grafische dichtheid hoekonderscheid contrast. Voor alle drie geldt, dat wanneer er onvoldoende mee reke- ning gehouden is, de uiteindelijke kaart toch nog siecht leesbaar kan zijn. Grafische dichtheid Om een goede leesbaarheid van de kaart te verkrijgen moe- ten er niet teveel dementen in de kaart voorkomen per op- pervlakte-eenheid, want dan kan men door de bomen het bos niet meer zien. Hoekonderscheid Het hoekonderscheid betreft vooral de mogelijkheid tot vergelijking van figuratieve Symbolen: zijn ze te klein, dan zijn de bijbehorende waarden niet goed af te lezen (figuur 10). Met hoekonderscheid worden de verschillen aangeduid in de ooghoek (zie Schema); zijn die verschillen te klein, dan kunnen we ze niet meer waarnemen. Figuur p. Relatie tussen het maxi maal te onderschei- den aantal klassen, de manier van weergave (metpun- ten, lijnen ofvlak- ken) en de beeld- vorming naar [Bertin]). Figuur Ii. Het toe- passen van contrast: Boven is nauwelijks te zien wat water is en wat Land; onder is dat door het toe- passen van grijs- waardeverschillen verbeterd. ianrtda Tnrnnt Verenigde Staten Canada Toront Verenigde Stc nieuze kleurstelling, goede generalisa- tie, juiste beschrifting enz. meer pro- fessionele producten ontstaan. Maar ook in dat geval zal men dezelfde volg- orde van handelingen en bewerkingen moeten aanhouden: analyse van de informatie (vaststellen meetniveau) keuze van bijbehorende grafische variabelen kaartontwerp zorg voor de leesbaarheid uiteindelijke kaart Contrast Met contrast wordt aangegeven dat er voldoende mogelijkhe- den moeten zijn voor het onderscheiden van hetzij verschil- lende soorten vlakken hetzij van figuren en vlakken. Het beeld moet van de ondergrond kunnen loskomen (figuur Ii). Door ook met deze aspecten rekening te houden moet men een bruikbare thematische kaart kunnen construeren - het zal wellicht niet meteen ook een mooie kaart worden, maar wel een kaart waarmee de informatie goed overkomt - een pro- duct dus met een soort minimumkwaliteitsgarantie. Later zullen, wanneer meer ervaring is opgedaan, door een harmo- Figuur io. Het aangeven van abso lute waarden met te kleine Symbolen (links) en met Sym bolen met voldoen de hoekonderscheid rechts). ooghoek Literatuur Bertin, J. (1967), Semiologie graphique. Paris/Den Haag: Mouton. Bertin, J. (1980), Voir oü lire. In: Cartes et figures de la terre. Paris: Centre Georges Pompidou, pp. 2-8. Geels, J-H. (1987/1988), Een model voor de keuze van vlaksymbolen. Kartografisch Tijdschrift xiu.1987.4, pp. 22-27 en xiv.1988.1, pp. 18-23. Romein, J-E. (1976), Overzicht kar- tografische expressiemiddelen. College- dictaat TU Delft. Zeshen Wang Ormeling, F.J. (1996), The representation of quanti tative and ordinal information. Carto- graphic Journal vol. 33, no 2, pp. 87-91. Willems, G. (1969), Inleiding tot kaartgebruik, Meulenhoff Atlas voor de Mammoet. Amsterdam: Meulenhoff. 32

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1997 | | pagina 36