cliar.iu
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I997-XXIII-4
Reeds in de jaren zestig van de vorige
eeuw gingen er stemmen op dat de
schaal 1:100.000 onvoldoende was. Met
name de in 1863 opgerichte Schweizer
Alpen-Club (sac) klaagde erover dat de
kaarten te weinig detail bevatten en dat
de oorspronkelijke 'Messtisch'-bladen
hoogtelijnen bevatten. Rijksinsti tuten
reageren vaak wat traag, en zo 00k in
dit geval. De sac was bereid te experi-
menteren en benoemde jaarlijks een
clubgebied'1). Onder de opvolger van
Dufour, Hermann Siegfried, werkte
een van de pioniers van de sac: Rudolf
Leuzinger. Hij was het die tussen 1871
en 1881 op steen 118 zogenaamde
'Siegfriedskaarten' graveerde. Voor de
jaarboeken van de sac maakte hij de
eerste reliefkaarten in zwart-wit en
daarna in kleur. Xaver Imfeid en Frid
olin Becker zijn andere bekende na-
men. De eerste maakte onder meer de
prachtige kaart La chaine du Mont-
Blanc (1896)2), de tweede was goed met
hem bevriend en werd in 1890 profes-
sor kaarttekenen en topografie in Zü
rich. Becker baarde in 1889 opzien met
zijn kaart van het kanton Glarus, die
een voor die tijd buitengewoon plasti
sche reliefweergave kent.
In 1903 besloot de sac geen nieuwe
clubgebieden vast te stellen en daarom
00k geen nieuwe kaarten meer te ma-
ken. De wandelaar stonden nu alle
bladen van de Siegfriedskaarten ter be-
schikking. Inmiddels waren er 40
jaarboeken met 35 kaartbijlagen ver
sehenen.
Bij Band xxm van het Zeitschrift des
Deutschen und Oesterreichischen Al
penvereins verscheen in 1892 de eer
ste kaart met reliefweergave volgens
Zwitsers voorbeeld. Deze Karte des
Sonnblick und Umgebung op schaal
1:50.000 werd door Gustav Freytag
gemaakt. Freytag geeft het relief
nog weer met schrappen. Daarna
was er een tendens om de opdracht
tot het maken van kaarten aan Zwit
sers te verlenen. Met het verschi jnen
van de Karte der Ferwallgruppe van
Fridolin Becker in 1899 wordt een
körte periode van reliefkartografie
bij deze alpenvereniging afgesloten.
De Deutscher und Oesterreichischer
Alpenverein gaf nu de voorkeur aan
een volledig objectief kaartbeeld,
waarbij effecten als schaduwering
geen verkeerde voorsteliing van het
landschap mochten geven. Veel la-
tere Alpen vereinskaarten komen
hierdoor wat minder geslaagd Over,
ondanks de mate van detail. De
laatste jaren zijn weer pogingen on-
dernomen om de Zwitserse kwali-
teit te evenaren, met geslaagde
voorbeelden als blad 28/2 Verwall-
gruppe (1990).
Een onderdeel van de tentoonstelling
werd gevormd door de driedimensio-
nale reliefmodellen. Deze behoren
voor een deel tot de permanente col-
lectie van het museum. Reliefmodellen
zijn een fenomeen dat men in Neder-
land niet zo goed kent. Dat heeft van-
zelfsprekend te maken met de fysieke
existentie van dit land, waar qua relief
weinig eer aan te behalen valt. Het fa-
briceren van reliefs is met name in de
Alpenlanden vanwege de daar aanwe-
zige extra dimensie tot stand gekomen.
De bergmodellen zijn veelal uit gips
opgebouwd, en daarna door een des
kundige hand beschilderd. Onder de
permanent aanwezige modellen bevin-
den zieh unica onder meer van de
hand van de geoloog Albert Heim, Xa
ver Imfeid en Eduard Imhof.
Het was overigens Albert Heim die de
zogenaamde luchtperspectivische hoog-
tekleuren introdueeerde. Hij streefde
een natuurlijke kleurenweergave van
het landschap na. Wat was echter een
natuurlijke weergave? De kleur van de
vegetatie en gesteenten met alle invloe-
den van licht en schaduw? Of het zieht
vanaf een voor de gewenste schaal re-
presentatieve hoogte boven het aard-
oppervlak? Om hier achter te komen
vloog Heim enkele malen met een
luchtballon over de Alpen. Hij verbaas-
de zieh over 'de wonderlijke kracht en
harmonie van de kleuren. Des te hoger
wij kwamen, des te geringer werden de
kleurverschillen. Een fijne damp komt
tussen ons en het landschap te liggen.
Boven de 4000 meter heeft het land
schap een licht bleek-violette kleuring.'
Hij beargumenteerde dat met toene-
mende afstand de atmosfeer een
blauwzweem toevoegde aan de kleu
ren, waardoor het oorspronkelijk on-
derscheid tussen verschillende vegeta-
tiesoorten verdween. Bij grote schalen
kon dit onderscheid nog wel verant-
woord worden (zij het met toenemen-
de blauwkleuring bij kleiner wordende
schalen), bij schalen kleiner dan
1:50.000 moest men echter sterk gene-
raliseren. Hiermee liep hij voor op de
latere wetenschappelijk onderbouwde
kleuring ('Zwitserse hoogtekleuren)
van de schoolatlassen en schoolwand-
kaarten.
Overigens zijn 00k in het Alpenve
reinsmuseum in Innsbruck fraaie re
liefs te bewonderen. Daarnaast schijnt
er in Parijs zelfs een reliefmuseum te
huizen.
Een apart onderdeel van de tentoon
stelling was aan Eduard Imhof gewijd.
Deze kartograaf der kartografen, Schil
der en alpinist was onder meer verant-
woordelijk voor de Atlas der Schweiz
en gedurende 15 jaar voor de Schweize
rische Mittelschulatlas (de Zwitserse te-
genhangers van onze Bosatlas). Hij
H interSpitzaljreU
I l i&ü-V
Uitsnede uit de 'Excursions-Karte des Schweizer-Alpen-Club für 1863 1864' van het
Tödi-gebied1:50.000. Steengravure van Rudolf Leuzinger (Kartenarchiv Landestopo
graphie, Wabern).
44