KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I997-XXIII-4
tussen 1350 en 1963 zijn geconstrueerd.
De tekst Staat boordevol aardige we-
tenswaardigheden. Zo wordt er ver-
klaard waarom de verkaveling in no-zw
richting is, wat de betekenis van het
woord polder is en hoe de Wijde Blik
ontstond. Wel is het jammer dat er
uitleg ontbreekt bij de foto's. Een an
der mankement is dat de leesrichting
niet geheel voor zieh spreekt, doordat
het enigszins afwijkt van de vouwwijze
van de kaart. De vormgeving biedt
hierbij geen houvast.
AI het commentaar ten spijt, biedt dit
produet fietsers een mooie route met
veel interessante achtergrondinforma-
tie. De meeste kritiek heeft betrekking
op de routekaart die niet voldoende is
afgestemd op de gebruikers van de
kaart, door het ontbreken van kleur,
legenda, schaalstok, rij richting en ver-
wijzingen naar locaties die in de tekst
beschreven worden.
A. W. Simon van Leeuwen
Historical Adas of South-East Asia
Jan M. Pluvier.
Leiden: E.J. Brill, 1995.
64 kleurenpagina's met 98 kaarten,
83 pp. tekst: 45 pp. met beschrijvin-
gen van de kaarten, 7 pp. litera-
tuuropgave, 6 pp. persoonsregister
en 16 pp. index geografische namen
(met ca. 3400 namen). Formaat
30,5 x 23 cm. Kartografie door gtr
Kartografie. isbn 90 04 10238 8.
Prijs ca. 300,-.
Er bestaan een aantal grote regionale re-
ferentieatlassen op het gebied van de
geschiedenis: van China, van Zuid-
Azie, van het Nabije Oosten, van de
Arabische Wereld en van Noord-Ameri-
ka. Tot nu toe ontbrak er een van Zuid-
oost-Azie, en in deze lacune is twee jaar
geleden door Jan Pluvier, emeritus
hoogleraar Moderne Aziatische geschie
denis aan de Universiteit van Amster
dam, voorzien. Dergelijke referentieat-
lassen zijn meestal het werk van een
team van auteurs, omdat niemand meer
een overzicht kan hebben van de ge
schiedenis van alle delen van zo'n grote
regio, maar Pluvier heeft het historisch
redactiewerk nog in zijn eentje onder-
nomen. Het oorspronkelijke door hem
voorbereide kaartmateriaal was wat ele
ganter en ambitieuzer dan de uiteinde-
lijke uitgave, die door Brill op het Pro-
crustesbed van het commercieel haalba-
re moest worden gelegd. Het logische
systeem van kaartschalen werd daarbij
verkleind tot schalen die blijkbaar zo
ongebruikelijk waren dat de uitgever er-
van afzag ze te vermelden: in de hele at-
las zult u geen enkele schaalvermelding
aantreffen, een volstrekt unicum voor
een atlas. Ook ontbreekt een geogra-
fisch grid, en daarmee is de andere mo-
gelijkheid om achter omvang en ligging
van op detailkaarten afgebeelde gebie-
den te komen, de lezer ontvallen.
Opzet en struetuur
De globale opzet is goed: de atlas be-
gint met 72 tekstparagrafen waarin de
daarop volgende kaarten worden toe-
gelicht. De lezers krijgen er voldoende
relevante (een enkele keer wat histo
risch-materialistisch aandoende) ach-
tergrondinformatie door, om de ruim-
telijke implicaties van de opeenvolging
van kaartbeelden mee te kunnen be-
grijpen. Er is een goed systeem van
verwijzingen van de tekstparagrafen
naar de kaarten en naar andere toelich-
tende paragrafen. Over het algemeen
staan de in de toelichting vermelde
geografische begrippen ook op de be
treffende kaarten vermeld, meestal ook
in dezelfde spelling.
De volgorde van de kaarten volgt de
Chronologie. Er zijn daarbij extra de
tailkaarten van die gebieden waar in de
betreffende periode belangwekkende
ontwikkelingen plaatsvonden. Door
het bezuinigen op de ruimte is de de-
tailvolgorde niet altijd logisch.
Inhoud
De eerste 18 kaartbladen hebben be
trekking op de periode tot de komst
van de Europeanen. Dan volgen er 13
kaartbladen die betrekking hebben op
de periode waarin de Europese invloed
nog marginaal was: ca. 1600-1800.
Daarna begint de periode van het ko-
lonialisme, met 17 kaartbladen. Met de
opkomst van Japan wordt de laatste
periode (1939-1985) ingeluid; hieraan
zijn 14 kaartbladen besteed.
Zoals gezegd zijn de meeste kaarten
staatkundig van karakter. Er komen
verder voor: een kaart van de handels-
routes (ca. 500 ad), een kaart van de
verbreiding van de Islam (1000-1600),
een economische kaart van het gebied
(1940), kaarten van de archeologische
monumenten in Thailand, Cambodja
en Centraal-Java, en plattegronden van
Pagan, Majapahit en Angkor.
Kartografie
De kartografie is van redelijke kwaliteit,
met uitzondering van de fysische kaart
aan het begin: daar wordt vergeefs ge-
probeerd hoogtezones aan de schadu-
wering te relateren. De geschiedenis-
kaarten is echter zo vorm gegeven dat
hetgeen waar het om gaat, de verschil-
len in staatkundige toestand, er ook
goed uit komt. De kaarten ogen plezie-
rig en er zijn harmonieuze kleurencom-
binaties gebruikt. Zodra er aanvullende
Symbolen gebruikt worden, zoals pijlen
of economische Signaturen, doet het re-
sultaat wat kinderlijk aan (bijv. kaart 51,
Producten Zuidoost-Azie).
Gemist wordt het werk van een karto-
grafisch redacteur, die ervoor had kun
nen zorgen dat het kleurgebruik wat
consequenter was, en die er tevens op
had toegezien dat het systeem van de
beschrifting was uitgelegd aan de ge
bruikers, bijvoorbeeld aan de hand van
een overkoepelende legenda. Het prin
cipe is: bruine namen voor gebergten,
blauwe voor de hydrografie en zwarte
voor eilanden, streken (cursief), Steden
(romein) en staatkundige eenheden.
Namen van monumenten en archeolo
gische vindplaatsen staan vaak in het
rood, maar die kleur wordt ook voor
datering van staatkundige veranderin-
gen gebruikt. Hoofdletters geven de na
men van rijken, kleine letters die van
landstreken (SRIVIJAYA is het konink-
rijk, Srivijaya de landstreek op Sumatra
die de oorsprong ervan vormde). Dat
de namen in kapitalen in kaart 48/49 de
residentienamen zijn in Nederlandsch
Oost-Indie zal niet iedere gebruiker
duidelijk zijn. Een aspect van de be
schrifting is, dat men door onderstre-
ping hoofdsteden kan aangeven. Dat is
hier niet gebeurd, hoewel vooral in een
atlas waarin het accent zozeer op de
staatkundige indeling iigt, dat toch van
belang moet zijn. Wat nou de hoofd-
stad van Maleisie, Brunei of Cambodja
is zal de gebruiker van deze atlas niet
vinden. Eiders wordt soms met een
vierkant plaatssymbooltje, soms met
hoofdletters, en soms met hoofdletters
en een vierkant symbooltje de hoofd-
stad aangegeven, maar dat wordt ner-
gens verklaard. Datzelfde geldt voor het
explosieteken en het veldslagteken.
Afgezien van enkele plattegronden zijn
geen kartografische bronnen genoemd,
wat het wetenschappelijk karakter wat
vermindert. Wel worden bij de plaat-
sing van toponiemen uit Chinese of
Indiase bronnen verschillende theo-
rieen gevolgd.
Conclusie
Samenvattend is het een atlas die een
geweidig reservoir aan historische kennis
goed aanschouwelijk maakt. Dat er op
details veel aan te merken is, door een
gebrek aan ervaring met atlasproduetie
56