c
V
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I998-XXIV-2
FASE
INITIATION
DATACAPTURE
DATA FINISHING
CD-ROM PRODUCTION
NEDERLANDS GROND-
GEBIED CD-ROM 49
BUITENLANDS
GRONDGEBIED
scannen van reproductie-
l materiaal
f conversie van nationale
I database TOP250vector
raste r vector
conversie
aanmaken van MGE-
project
attributen vullen
C conversie naar object
y space formaat (Dynamoy
Digital Product Finishing
lishing^
conversie naar VPF
valideren van VPF data
f productie en distributie
van CD-ROM's
Figuur 3. Produc-
tieproces VMap
level 1.
onderdeel van het EURNASiA-gegevensbestand. Duitsland is
eindverantwoordelijk voor het uitbrengen van de cd-rom in
nauwe samenwerking met Nederland, Belgie, Oostenrijk,
Tsjechie en Denemarken. Als co-producent is Nederland
direct verantwoordelijk voor het eigen grondgebied. In
overleg zijn daar delen van Duitsland bijgekomen, terwijl
Duitsland weer delen van Nederland op zieh neemt. Figuur
4 geeft een overzicht van de 'tiles' (werkeenheden van i° x
i°3o') waar Nederland bij betrokken is.
Initiatie
Deze fase is niet van toepassing. Zoals eerder naar voren
werd gebracht, is het basismateriaal voor het produceren van
VMap level i gegevens van het Nederlands grondgebied af-
komstig van TOP250vector (dat ook wordt gebruikt voor de
productie van 1501 jog's) en niet van gescand repromateriaal.
Inwinning van gegevens
Het verzamelen van de in dit geval digitale basisgegevens
gaat uit van het gebruik van het bestand TOP250vector. Dit
bestand is echter niet geschikt om direct naar vPF-formaat
te converteren. Er zijn enkele bewerkingen nodig om een
bestand, gericht op het produceren van papieren kaarten,
om te kunnen zetten naar tot een topologisch, objectgericht
bestand.
De belangrijkste bewerkingen zijn:
Vlakken die volledig omsloten worden door eenzelfde vlak
(en als eilanden in dat vlak liggen) worden verbonden
door zogenaamde eilandverbinders (figuur 5). In een rela-
tionele omgeving zijn deze verbindingen niet toegestaan.
In de MicroStation 'designfiles' is vlakinformatie opgesla-
gen d.m.v. vlakcodepunten. In het geval van eilanden bin
nen een vlak moet het vlakcodepunt een extra hoofdeode
krijgen (zie ook figuur 5).
Toevoegen van eenheden ('features') die niet in de
TOP250vector-coderingslijst voorkomen, maar wel voorge-
schreven zijn volgens de VMap level 1 specificaties. Voor-
beelden zijn hoogte-obstakels, eilanden enzovoort.
Controle van de gebruikte codes en
de bestandsstruetuur.
Het resultaat is een aangepaste versie
van TOP250vector, geschikt voor verde-
re verwerking in het VMap level 1 pro-
ces. Tijdens het vervolg van het pro-
ductieproces krijgt het de naam
TOP25oVMap.
Vervolgens wordt in het Gis-pakket
mge (Modular gis Environment) van
Intergraph een project aangemaakt,
waar de gegevens per gebied ('tile')
worden ingeladen. De bestanden wor
den opgesplitst naar de verschillende
thematische lagen en de unieke, sa-
mengestelde TDN-code wordt aan de
hand van een conversielijst automa
tisch omgezet naar een FACC-code.
Tenslotte worden de ontbrekende attri-
buutgegevens, zoals plaatsnamen, weg-
nummers enz. ingevuld. Deze kunnen
niet tijdens de conversie worden mee-
genomen, aangezien dit unieke gege
vens zijn die apart moeten worden be-
handeld. Deze stap werd in eerste in-
stantie in mge uitgevoerd. Door het
ontwikkelen van een programma bij de
tdn kan het gegevensbestand met at
tributen nu echter direct vanuit Micro-
Station worden benaderd. De fase van
de gegevensinwinning is dan afgerond.
De features in TOP250vector zijn geco-
deerd met behulp van userdata. Deze
userdata verwijzen naar een Ascn-spe-
cificatiefile, waarin het element Staat
beschreven.
Voorbeeld:
tdn code
MicroStation
omschrijving
parameters
00, primary road 7 m,
22300
04, 13, 03, 00,
00, 04,10, Ol
P2
TDN-code
22300 wordt geconverteerd
naar:
coverage transportation
feature class roadlft
feature code AP030
attributen: acc=i: accurate
exs=28: operational
rst=i: hard/paved
rtt=3: primary
route
loc=8: on ground surface use=4: national
ltn=3: track/lane number wdi=o: minimal
travel width
med=2: without median WTC=i: all weather
NAM=N34
8