KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I998-XXIV-2
verwerken van tekst (die niet als attribuutwaarde is opge-
slagen);
aansluiten van de 'tiles' onderling;
omzetten naar facv (de V van VMap)
opnieuw attributen valideren;
in Dynamo gecombineerde thematische lagen splitsen in
aparte lagen.
Het bestand dat nu is ontstaan, krijgt in het productieproces
de naam TOP250GIS. Een belangrijk aspect van dit bestand is
de volledige topologie tussen en binnen de thematische la
gen. Overigens zijn de bestandsnamen TOP25oVMap/-MGE
en -gis geen officieel door de Topografische Dienst gevoerde
namen. Het zijn slechts meetpunten in het productieproces.
Nadat de bestanden zijn gesplitst in aparte thematische la
gen volgen de laatste bewerkingen, voordat de data op een
cd-rom worden geschreven.
Deze bewerking zijn:
uiteindelijke conversie naar vPF-formaat;
toevoegen van metadata;
valideren van vPF-gegevens.
De laatste stappen verlopen moeizaam. Veel onverwachte
Problemen, zowel in de bestandsstructuur als in de Software,
vertragen de productie. Deze problemen worden echter niet
verwacht in de gegevens van de buitenlandse gebieden.
Cd-rom productie
Voor deze fase is de Topografische Dienst niet verantwoor-
delijk. Duitsland heeft, zoals eerder genoemd, de eindver-
antwoordelijkheid. Dit houdt 00k het branden van de cd-
rom en de distributie ervan in. De Topografische Dienst le-
vert de geproduceerde VMap data op cd-rom aan, zodat
Duitsland deze gegevens kan samenvoegen met de rest van
cd-rom 49. Eindverantwoording heeft de Topografische
Dienst wel voor de productie van de buitenlandse gebieden.
Het productieproces hiervan, hoewel nog in ontwikkeling,
wordt hierna beschreven.
Buitenlands grondgebied
De productie van VMap level 1 gegevens van deze gebieden
maakt onderdeel uit van het EURNASLA-gegevensbestand en
is gebaseerd op het interactief vectoriseren van gescand re-
promateriaal van de bestaande kaartserie 1501 jog. Het om-
vat netto 72 kaartbladen. De Topografische Dienst is eind-
verantwoordelijk voor de totale productie, inclusief de pro
ductie en distributie van de cd-rom's. Overleg vindt plaats
met landen die de aangrenzende 'libraries' produceren:
Duitsland, Noorwegen, Denemarken en de Verenigde Sta-
ten.
Initiatie
Repromateriaal wordt aangevraagd bij de nima. Dit materi-
aal wordt intern gecontroleerd op serie- en editienummer,
en digitaal ingepast. Vervolgens wordt zowel het repromate
riaal als de bijgeleverde papieren kaart gescand en op cd-
rom gebrand.
Inwinning van gegevens
De raster-vector conversie wordt uitgevoerd in het pakket
i/geovec van Intergraph, dat draait op MicroStation. Met
dit pakket is interactief vectoriseren mogelijk, dat wil zeg-
gen, een lijn wordt automatisch gevolgd, tot een knoop-
punt wordt bereikt. De Operator beslist dan hoe de lijn ver-
der gevolgd wordt. Deze methode blijkt het snelst te wer
ken, want er kan direct een beslissing genomen worden
welke richting te volgen, en naderhand zijn weinig of geen
correcties nodig.
Het vectoriseren vindt plaats aan de hand van een objectge-
orienteerde digitaliseerlegenda. Elke unieke combinatie van
feature en attribuutwaarde heeft een eigen code. Het nader
hand invullen van ontbrekende attribuutwaarden kan op
die manier tot een minimum worden beperkt. De software-
code die hiervoor wordt gebruikt is de 'MicroStation featu
re code' (msfc). Na de interactieve vectorisatie volgt een
softwarematige controlestap van al het lijnenwerk. Dit
houdt onder andere in het controleren of alle kruisende lij-
nen daadwerkelijk zijn 'geknoopt' (of anders doet de Soft
ware dit zelf) en het verwij deren van 'dode' einden en un-
der- en overshoots. Daarnaast wordt een filtering van de
punten van lijnen toegepast, hetgeen een reductie in de om-
vang van het bestand van ongeveer 50% oplevert. Vervol
gens worden via een conversielijst de MSFC-codes omgezet
naar de TDN-coderingen. Deze coderingen dienen als basis
voor de al bestaande conversie naar digest/facc.
Verder dan deze stap is de productie van het buitenlands ge-
bied nog niet gekomen. Via een conversielijst zullen de msfc-
codes worden omgezet naar de TDN-coderingen. Deze code
ringen dienen als basis voor de al bestaande conversie naar
digest/facc. Het wachten is op het toekennen van de tijd en
middelen om de ontbrekende Software te ontwikkelen, zodat
met het afwerken van de gegevens kan worden begonnen.
Afwerken
Deze fase zal dezelfde stappen doorlopen als de productie
van gegevens van het Nederlands grondgebied. Naar ver-
wachting zal het minder problemen opleveren omdat de be-
kendheid met de gebruikte Software (Dynamo en vPF-soft-
ware) groter is, maar vooral omdat de structuur van de ge
gevens kwalitatief beter en minder complex is. Deze is niet
gericht op het produceren van papieren kaarten, maar op
het aanleveren van een basis voor de latere conversie naar
het VPF-formaat.
Cd-rom productie
Vanzelfsprekend valt over deze fase nog niets te melden.
Conclusies
Het hierboven geschetste beeld van de Vmap level 1 pro
ductie bij de Topografische Dienst is een momentopname
uit een dynamisch proces. Ontwikkelingen in gebruikte
hard- en Software en militaire specificaties zorgen voor veel
aanpassingen in de werkwijze. Een aantal ontwikkelingen
zijn voor de nabije toekomst van groot belang:
de overgang van Unix naar Windows nt als besturingssys-
teem. Hieraan gekoppeld het gebruik van de Windows NT
versies van de gebruikte softwarepakketten. Grote voorde-
len zijn met name de hogere verwerkingssnelheid van de
bijbehorende machines en de uitbreiding van de software
pakketten met een aantal nieuwe functies;
de vPF-standaard en de Vmap level 1 specificaties, waarop
de gegevens zijn gebaseerd zijn uit respectievelijk 1993 en
1995. Deze worden gehanteerd voor de productie van het
Nederlands grondgebied. Voor her buitenlands gebied
gelden de nieuwe versies uit respectievelijk 1996 en 1997.
10