KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT dezelfde code heeft (relatiegetal=i.o), daarna bij andere soorten bos (0.9), dan bij de boomgaarden (0.7), daarna bij een weiland (0.4), en tot slot bij wa ter (0.1) of een begraafplaats (0.005). De laatste kolommen in de tabel bevat- ten zeer kleine cijfers; dit komt omdat een stuk loofbos zelden bij water zal mögen worden gevoegd. De kolom met begraafplaatsen heeft een waarde 0.005 gekregen omdat zij alleen zelf bij andere gebieden mögen worden ge voegd en eigenlijk nooit andere gebie den mögen opnemen. Met deze drie kenmerken van het vlakobject wordt een berekening uitge- voerd. De uitkomst daarvan geeft aan met welk omliggend object het te klei ne object kan worden samengevoegd. Deze berekening ziet er als volgt uit: relatiewaarde [lengte area-groot relatiegetal] percent Daarin is: relatiewaarde: het getal waarmee uit- eindelijk de beslissing omtrent sa- menvoeging wordt genomen. Per klein vlakobject worden alle relatie- waarden met elkaar vergeleken, uit- eindelijk wordt het te kleine vlakob ject samengevoegd met het vlakobject dat de grootste relatiewaarde heeft. •lengte: lengte van het lijnobject tus- sen de twee vlakobjecten waarvoor de relatiewaarde wordt uitgerekend. percent: het percentage dat aangeeft hoeveel procent van de oppervlakte van het grote object de oorspronkelij- ke oppervlakte is. area-groot: de grootte van de opper vlakte van het grote object op dit moment. relatiegetal: het getal uit de relatie- Tabeli. Voorbeeld van een relatie- matrix. Omliggende vlakken Te klein vlak 502 505 521 522 530 611 Ib nb wei bg begr.pl. water 502 loofbos 1.0 0.9 0.4 0.7 0.005 0.1 505 naaldbos 0.9 1.0 0.4 0.7 0.005 0.1 521 wei 0.4 0.4 1.0 0.7 0.005 0.1 522 boomgaard 0.7 0.7 0.6 1.0 0.005 0.1 530 begraafplaats 0.8 0.8 0.8 0.3 0.005 0.1 611 water 0.6 0.6 0.6 0.6 0.005 0.1 matrix dat geldt voor de combinatie van de coderingen van beide vlakken. Op dit moment is de tabel ingevuld in samenwerking met een medewerker van de Topografische Dienst. Bij de invulling is uitgegaan van een algemene toepassing van het bestand. Aggregatieprogramma Het aggregatieprogramma draait volledig in Arc/Info, en is helemaal menugestuurd. De gebruiker doorloopt de vol- gende stappen als hij het programma «gebruikt: Eerst wordt gevraagd of de gebruiker een eerste of tweede fase aggregatie wil uitvoeren; dat wil zeggen of het bestand voor de eerste of voor de tweede keer wordt geaggregeerd. Daarna geeft de gebruiker op welk bestand geaggregeerd moet worden. Het programma maakt vervolgens een aantal kaartlagen, die ervoor zorgen dat het achteraf mogelijk is weer een volledig kaartbeeld op te bouwen. Deze extra kaartlagen bevatten alleen de lijnen uit de oorspronkelijk kaartlaag, zoals bijvoorbeeld van wegen of water. De eerste aggregatiestap is het samenvoegen van alle vlak ken die naast elkaar liggen en dezelfde codering hebben. Hierbij wordt overigens de oorspronkelijke kaartlaag niet aangetast, want er wordt een nieuwe kaartlaag gecreeerd. De gebruiker dient nu de aggregatie-oppervlakte op te ge- ven. In het menu is het op dit moment alleen mogelijk om een oppervlakte op te geven. Er kan echter 00k een ver- houding worden aangegeven tussen de aggregatie-opper vlakte en de schaal. Als deze verhouding bekend is, is het mogelijk om in hetzelfde menu de gebruiker te laten kie- zen tussen het opgeven van de schaal of een oppervlakte. Het programma gaat vervolgens een selectie maken van te aggregeren vlakobjecten. Deze geselecteerde (te kleine) vlakobjecten worden vervolgens door het programma een voor een doorlopen om te kijken bij welk aanliggend vlak ze worden gevoegd aan de hand van de relatiewaarde. Tot slot wordt aan de gebruiker gevraagd hoe het gecreeer- de bestand moet gaan heten en wordt nog een samenvat- ting gegeven van de uitgevoerde aggregatie. Resultaat In figuur 3 is te zien welke vlakken (de donkere) weg gaan vallen bij een aggregatie-oppervlakte van 10.000 m2. In fi guur 4 is vervolgens te zien hoe het bestand eruit ziet na ag gregatie. Dit kaartbeeld is beduidend rüstiger dan vöör ag gregatie, en het is dus mogelijk om deze laag voor een klei nere schaal te gebruiken. Aan dit uiteindelijke bestand kunnen bijvoorbeeld weer de kaartlagen met lijnen worden toegevoegd. Literatuur Jongerius, F.N. (1997), Van Topio naar Top$o, een schaal- loos bestand. Delft: Faculteit der Geodesie van de tu Delft. Noot De aanleiding tot het schrijven van dit artikel is het rapport Van TOPiovector naar TOP$ovector, een schaalloos bestand. In dit rapport 25

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1998 | | pagina 31