33 KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT I998-XXIV-2 Dit ministerie heeft altijd in zekere mate 00g gehad voor de multifunctio- naliteit van de topografische informa- tie en daarin aanleiding gevonden an dere overheden (rijk, provincie, ge- meente, waterschap, nutsbedrijf) deze informatie tegen betaling te verstrek- ken. In de praktijk betekende dit dat de dienst sinds 1850 te maken heeft met gebruikers die nooit proportioneel hebben willen bijdragen aan het ma ken van kaarten en bestanden. De in- terdepartementale discussies uit de ja- ren zestig en zeventig spreken daarover duidelijke taal. Het probleem speelde toen de kaart 1:25.000 niet langer een NAVO-behoefte was. Vanuit andere ministeries werd duidelijk gemaakt dat de productie van deze kaart toch noodzakelijk was voor de uitvoering van de eigen taken. De productie van de kaart moest voortgezet worden en de prijs mocht niet noemenswaardig stijgen. In feite werd de activiteit van tdn onderwor- pen aan de interne marktwerking van de overheid. Dit werkte uit in een niet te hoge tariefstelling voor de produc- ten en de houding van 'maar zien wat je verkoopfDe Topografische Dienst is daarmee in de rol van ondernemer gedwongen en Defensie heeft daarbij altijd flink moeten bijpassen in de kos ten ten gunste van de andere gebrui kers. De besluitvorming rondom de tot- standkoming van het kernbestand in de jaren negentig laat hetzelfde pa- troon zien. Ook nu neemt Defensie een flink deel van de kosten op zieh, vijftig procent van de bijhoudingskos- ten om precies te zijn, en de Topogra fische Dienst krijgt opdracht de andere helft via leveringscontracten binnen te halen. De afgelopen jaren is gebleken dat deze opdracht waar gemaakt kon worden, maar ook niet meer dan dat. Het möge tot op heden een succesvolle prestatie worden genoemd, door som- migen zelfs als commercieel succes be- titeld. Toch bepalen een aantal vragen de toekomst van deze digitale basisin- formatievoorziening, onder meer de actualiteit en de tariefstelling. Actualiteit In 1998 is de overgang naar een vierja- rencyclus van bijhouding ingezet. Het duurt een gehele cyclus tot 2002, voor- dat alle bladen niet ouder dan vier jaar zijn. Doelmatiger werken, nieuwe in- winningsmethoden, en gebruik van GBKN-gegevens moeten ervoor zorgen dat de vierjarencyclus betaalbaar is. Een tus- sentijdse herziening die in de Ravi Haalbaarheidsstudie Kernbestand wordt genoemd, zal door veel gebruikers steeds meer gevraagd gaan worden. Defensie heeft dit niet nodig, zodat de kosten daarvan door de andere gebruikers opgebracht moeten worden. Harry van der Veen) Tarieven De prijs is een onderwerp dat veel reden tot geklaag geeft. De tarieven zijn inderdaad niet laag, maar het is glashelder dat de kosten ook niet laag zijn. Het inwinnen en bijhouden van basisinformatie is en blijft arbeidsintensief en kostbaar. De reden tot klagen is nog navranter als men bedenkt dat de helft van de kosten nog steeds door een ministerie wordt ge- dragen. Hoe lang Defensie dit volhoudt is niet bekend, maar er zijn signalen dat hier een wezenlijk probleem ligt. Nieuwe positie Op grond van een intern Defensie-onderzoek naar de geo- informatievoorziening binnen dit ministerie Staat de positie van de Topografische Dienst momenteel ter discussie. De fensie rekent de productie van basisinformatie in eigen be- heer niet langer tot haar taak, maar wenst zieh te positione- ren als gebruiker van basisinformatie die Defensie zelf kan aanvullen met taakspeeifieke gegevens. Defensie onder- scheidt zieh dan niet meer van andere overheidsgebruikers en een plaatsing van de Topografische Dienst buiten Defen sie wordt een zeer reele optie. Dat zal zeker de discussie over de taak van de dienst op gang brengen, want een uit te plaatsen dienst zal toch een duidelijke taakstelling, Status en vorm van verzelfstandiging moeten krijgen (al of niet eiders ondergebrächt). Hopelijk zal bij deze discussie en in de besluitvorming de naionale, topografische basisinformatievooziening de for- mele verankering krijgen die nodig is. De financiering is uiteindelijk het kernprobleem. Sommigen vrezen Amerikaanse toestandende beschik- baarstelling en vooral de actualiteit van basisinformatie wordt afhankelijk van beperkte budgetten in plaats van af- gestemd te zijn op de behoeften van de overheidsgebruiker. Zo zou een ongewenst overheidsmonopolie ontstaan. De huidige politieke uitgangspunten in Nederland tonen Topografische Dienst Topografische Dieij Topografische Di

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1998 | | pagina 39