KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I998-XXIV-4
Ruimtelijke structuur
Bij de volgende vraag moest men van
dezelfde zes afbeeldingen aangeven hoe
goed ze een indruk geven van de ruim
telijke structuur (wegen, waterlopen
enz.) in het gebied. Ook hier zijn de
afbeeldingen in de figuur gerangschikt
van hoog gewaardeerd naar laag ge-
waardeerd (zie figuur 8). Bij deze vraag
scoren de 20-afbeeldingen hoger. Voor
de 20-afbeeldingen geldt: hoe groter
het weergegeven gebied, hoe hoger de
score. Bij de 3D-afbeeldingen geldt
juist het omgekeerde: hoe groter het
gebied hoe lager de score.
Hoogteverschillen
Bij de laatste vraag moest worden aan-
gegeven hoe goed de afbeeldingen een
indruk geven van hoogteverschillen in
het gebied. Deze vraag leverde een ver-
rassend resultaat op, dat het duidelijkst
kan worden gei'llustreerd aan de hand
van de uitkomsten bij de onderzoe-
kers. In figuur 9 is de gemiddelde
waardering (het gemiddelde van de
toegekende waarderingscijfers) per af-
beelding weergegeven, hoewel dat ei-
genlijk niet mag omdat de waardering
een ordinale schaal heeft. Het lijkt
echter logisch dat de proefpersonen de
stappen tussen de waarderingscijfers
even groot hebben gekozen. De 2Ü-af-
beeldingen werden lager gewaardeerd
door de 2D-groep dan door de 3D-
groep (zie eerste helft figuur 9). De
3D-afbeeldingen werden daarentegen
door de 2D-groep hoger gewaardeerd
dan door de 3D-groep (zie tweede
helft figuur 9). Dit geldt voor alle drie
de gebiedsgrootten. Wat misschien
nog veel interessanter is, wordt duide-
lijk als per groep de twee helften van
de figuren met elkaar worden vergele-
ken. Het valt dan op dat de 2Ü-groep
vindt dat de 3D-afbeeldingen beter een
indruk geven van de hoogteverschillen
in het gebied dan de 2D-afbeeldingen,
terwijl de 3D-groep de 2D-afbeeldin-
gen juist duidelijker vindt. Het gras
van de buurman is blijkbaar groener.
Conclusies en aanbevelingen
Conclusies
Uit de resultaten van dit onderzoek
blijkt dat van een 2D-visualisatie over
het algemeen beter gedetailleerde ob-
ject-informatie (zoals afstanden en op-
pervlakten) kan worden afgelezen dan
van een 3D-visualisatie. Zodra de
hoogten van de objecten erbij worden
betrokken (bijvoorbeeld in zichtbaar-
heidsstudies), komt de 3D-visualisatie
er beter vanaf. Bovendien lijkt bij een 3D-visualisatie een
snellere interpretatie van ruimtelijke informatie mogelijk.
Indien naar het totaalbeeld wordt gekeken, hangt het er
maar net vanaf wat van de visualisatie moet worden afgele
zen. Ook hiervoor geldt dat een 3D-visualisatie meer ge-
schikt is indien de hoogten van objecten een rol speien
(massa-ruimteverhouding). Blijf je echter in het platte vlak
(ruimtelijke structuur), dan voldoet een 2D-visualisatie be
ter. Voorgaande hangt overigens wel af van de grootte van
het weergegeven gebied. Een 2D-visualisatie wordt duidelij
ker naarmate het weergegeven gebied groter is. Voor een
3D-visualisatie geldt het omgekeerde: hoe kleiner het weer
gegeven gebied, hoe duidelijker. Blijkbaar is de mens beter
in Staat om grotere hoeveelheid ruimtelijke informatie in
2D te verwerken. Bij zowel de 2D- als de 3D-visualisatie
zijn er weinig verschillen tussen Studenten en onderzoekers.
Het komt er op neer dat de geschiktheid van 2D- en 3Ü-vi-
sualisaties afhangt van het doel waarvoor ze worden ge-
bruikt. Om snel een totaalbeeld te geven hoe bijvoorbeeld
een nieuw bosrijk recreatiegebied eruit zal gaan zien, kan
een 3D-visualisatie worden gebruikt. Moet er echter gede
tailleerde informatie over bepaalde objecten worden overge
bracht, zoals bijvoorbeeld de weergave van perceelsgrenzen
in het kadaster waarbij exacte afstanden en oppervlakten
van belang zijn, dan kan beter een 2D-visualisatie worden
gebruikt. Uiteraard is het ook mogelijk beide visualisaties te
tonen, waardoor ze elkaar kunnen aanvullen.
Aanbevelingen
Uit dit indicatieve onderzoek zijn een aantal aanwijzingen
naar voren gekomen dat er duidelijk verschillen bestaan ten
aanzien van het gebruik van 2D- en 3D-visualisaties. Het
zou interessant zijn deze verder en uitgebreider te onderzoe-
ken met proefpersonen uit meer verschillende steekproef-
populaties en met een grotere steekproef, zodat bepaald kan
worden of de verschillen ook significant zijn.
Bij dit onderzoek is Winterswijk als studiegebied gekozen.
In dit deel van Nederland is enig hoogteverschil aanwezig.
Misschien waren de resultaten van dit onderzoek anders ge-
weest als een meer geaccidenteerd terrein in het buitenland
was gekozen of juist een heel vlak gebied in bijvoorbeeld
Groningen. Daarbij heeft Winterswijk een complexe ruim
telijke structuur. Een studiegebied in de Flevopolders met
een minder complexe ruimtelijke structuur zou misschien
ook een ander resultaat opgeleverd hebben. In verder on
derzoek zouden 2D- en 3D-visualisaties van een aantal ver
schillende studiegebieden met elkaar vergeleken kunnen
worden.
Er bestaan vele vormen van 3D-visualisaties. In dit onder
zoek is maar een soort bekeken. Het is goed mogelijk dat
andere vormen van 3D-visualisaties beter geschikt zijn voor
de presentatie van ruimtelijke gegevens. Zo was het model
leren van drie-dimensionale objecten helaas niet mogelijk
met ArcView 3D Analyst. Er zijn echter talloze program-
ma's waarbij dat wel tot de mogelijkheden behoort. Dit zal
de duidelijkheid wellicht ten goede komen. Verder valt te
denken aan fotomontages of Virtual reality. De meeste van
deze toepassingen staan nog in de kinderschoenen en meer
ondersteunend onderzoek naar de effectiviteit van de infor-
matie-overdracht van deze nieuwe mogelijkheden is nood-
zakelijk.
23