KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT I998-XXIV-4 De interessante en fraai ingerichte tentoonstelling in de Universiteitsbibliotheek Amsterdam werd enthiousiast bezocht. (foto: Marco van Egmond) brede afspraken gemaakt te worden op het gebied van: definities voor de ob- jecten vastgelegd in een codeboek, ba- sisinformatiebestanden (attribuut- en geografische gegevens), Software om de gegevensbestanden te actualiseren en bij te houden, kabels, eindproducten. Hierbij wordt aangesloten bij de zoge- naamde gfo's (Gemeentelijke Funcdo- nele Ontwerpen). Er moet op alle afdelingen binnen de gemeente gebruik worden gemaakt van standaard Software, geen maatwerk. In tern, noch voor extern gebruik worden conversies uitgevoerd: er wordt slechts een bestandsformaat ondersteund. De gegevens worden definitief en centraal vastgelegd. Wat betreff de toegang wor den verschillende benaderingen geko- zen. In de ene gemeente zijn alle be standen door iedereen vrij te gebrui- ken. In de andere gemeente moeten de afdelingen de gegevensbestanden van elkaar kopen. Het geografisch informa- tiesysteem, want daar hebbben we het eigenlijk over, moet centraal en gei'nte- greerd opereren, niet ergens achteraf op een afdeling. Het gis moet daarom niet puur geografisch en systematisch zijn, maar vooral informatief. Kartografie is hierbij dan 00k een integraal onder- deel: het visualiseren en overbrengen van de informatie. E. Mac Gillavry Studiedag NVK-werkgroep voor de Geschiedenis van de Kartografie, Amsterdam, 19 juni 1998 Het jaar 1998 is in de wereld van de historische kartografie een heel bijzon- der jaar. Op velerlei wijzen wordt her dacht dat 400 jaar geleden de aartsva- der van onze atlas', Abraham Ortelius (1527-1598), te Antwerpen overleed. De achttiende studiedag in het bestaan van de werkgroep voor de Geschiede nis van de Kartografie stond dan 00k toepasselijk in het teken van de 'homo universalis' uit de Zuidelijke Nederlan- den. De belangstelling voor deze ge- beurtenis was groot. Rond de 100 his- torisch-kartografische liefhebbers wis- ten de Doelenzaal van de Amsterdam- se Universiteitsbibliotheek te vinden: een absoluut record! De fraaie zaal aan de Singel vormde het decor voor zes uiteenlopende lezingen over leven en werk van Ortelius. De eerste bijdrage was van J. Depuydt, die inging op de brede kring van vrien- den en correspondenten rond Ortelius. De Belgische historicus behandelde drie belangrijke bronnen waarmee het 'netwerk van geleerden en kunstenaars' rond de Antwerpse kaartenmaker kon worden blootgelegd (zie zijn bijdrage eiders in dit nummer). Zo noemde hij de Cataiogus Auctorum, de namenlijst die in het Theatrum Orbis Terrarum van Ortelius is bijgevoegd. In de latere edities van het Theatrum telde de lijst maar liefst 183 namen. Een andere be langrijke bron zijn de 376 brieven van Ortelius aan correspondenten en vrien- den. In 1887 publiceerde J.H. Hessels hierover het werk Abrahami Orteiii. Door omstandigheden raakten de brie ven in 1955 over de gehele wereld ver- spreid. Inmiddels heeft Depuydt zo'n 85 procent weer weten te lokaliseren. De meeste brieven bevinden zieh sinds 1994 in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. De derde biografische bron tenslotte wordt gevormd door het Al bum Amicorum voor Ortelius. Op basis van de genoemde bronnen hebben vol- gens Depuydt ongeveer 250 mensen rechtstreeks met Ortelius in verband gestaan. Opvallend daarbij is het rela- tief geringe aantal kartografen. Ortelius was meer een centrale figuur op het vlak van de oudheidkunde. Voor het trekken van echt harde conclusies is desalniettemin nader onderzoek nodig. "De leemtes in Hessels publicatie zijn nog steeds niet opgevuld. De definitie- ve biografie van Ortelius laat nog steeds op zieh wachten", aldus De puydt. De tweede lezing van de dag werd ver- zorgd door prof. dr. G. Schilder. Hij sprak over de drie door Ortelius uitge- geven wandkaarten. Heiaas is geen en- kele wandkaart in gemonteerde vorm bewaard gebleven. Wel zijn er enkele in atlassen gebonden exemplaren be- kend. De eerste wandkaart zag in 1564 het licht. Het betrof de grote hartvor- mige wereldkaart in acht bladen. Bronnen voor het vervaardigen van deze kaart waren de klassieke oudheid, de beschrijvingen van Marco Polo en de Spaanse en Portugese zeekaarten. In 1567 verscheen de tweede wandkaart van Azie in acht bladen. Ortelius was de eerste die van dit werelddeel een wandkaart uitgaf. Het geheel is geba- seerd op het werk van de Italiaanse kartograaf en uitgever Giacomo Gas taldi. De derde wandkaart betreft de in 1571 uitgegeven kaart van Spanje in zes bladen. Deze werd in samenwerking met Carolus Clusius gemaakt. De kaart, met mooie cartouches in renais- sancestijl, had een grote invloed en kende tot in de i8e eeuw heruitgaven. Na de koffie ging dr. M.P.R. van den Broecke in op de betekenis van Orteli us als verzamelaar, wetenschapper en koopman voor de kartografie (zie 00k zijn bijdrage eiders in dit nummer). Hij betitelde de i6e-eeuwse alleskun- ner als een begenadigd autodidact, omdat deze nooit een universitaire scholing heeft gehad. De wetenschap per Ortelius was zijn tijd ver vooruit. Heel karakteristiek kan de nauwgezette bronvermelding worden genoemd, waarbij 00k werd vermeld of een bron betrouwbaar was of niet. Ortelius ver dient voorts het predikaat van een ge boren en gepassioneerd verzamelaar. Zijn huizen waren regelrechte musea, waarin kaarten, munten, boeken, exo- 38

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1998 | | pagina 40