VAN DE REDACTIE 1998-XXIV-4 Het is dit jaar 400 jaar geleden dat Abraham Ortelius, een van de grond- leggers van de Atlaskartografie in de Lage Landen, sderf. Hij bracht in 1570 met zijn Theatrum Orbis Terrarum (uitgegeven in Antwerpen bij Plan ten), het eerste kaartwerk uit dat vol- deed aan de eis van 'eenheid van druk', d.w.z. een uniform formaat en uitvoe- ring had; hij zorgde tevens voor de se- lectie van de best mogelijke bronnen. Marcel van den Broecke geeft aan hoe we Ortelius' bijdrage aan de ontwikke- ling van de kartografie moeten in- schatten. Van den Broecke is zelf de auteur van een monografie over Orte lius, met een beschrijving van alle door hem vervaardigde atlaskaarten. Joost Depuydt geeft aan dat Ortelius nog veel meer in zijn mars had dan al- leen atlassen vervaardigen - hij Staat ons een blik toe in de keuken van het historisch-biografisch onderzoek en geeft aan welke bronnen nieuwe gege- vens over Ortelius' leven opleveren. Beide schrijvers participeerden in het aan Ortelius gewijde programma van de werkgroep Geschiedenis van de Kartografie afgelopen juni. Een beetje historisch is 00k de bijdra ge van Köbben en Stuurman: ze be- handelen de eerste Nederlandse Bos- statistiek (uit de jaren dertig), haar be lang als bron van gegevens voor histo risch onderzoek en voor het monito- ren (om een modern woord te gebrui- ken) van ons bosbestand. Vanwege dat grote belang tasten ze de mogelijkhe- den af dit analoge bestand in een digi- taal bestand om te zetten, om het zo te kunnen bewaren en algemeen toegan- kelijk te maken. De bijdrage van een Wagenings au- teurscollectief betreft het onderzoek naar de effectiviteit van driedimensio- nale versus tweedimensionale beeiden. Steeds meer viewer-programma's heb- ben een 3D-functionaliteit, en het is daarom zeer zinvol dat eens wordt uit- getest of toepassing daarvan in alle ge- vallen 00k beter is. Als model is een digitaal hoogtebestand op basis van het Actuele Hoogtebestand van Ne- derland (ahn) van de Meetkundige Dienst gebruikt. In de serie landsdekkende bestanden is ditmaal de Geologische Dienst aan de orde, of liever het Nederlands Insti- tuut voor Toegepaste Geowetenschap- pen (nitg-tno). Het beheert een cen trale landelijke databank met informa- tie over de ondergrond van Nederland. Jellema beschrijft de inhoud van deze databank en geeft voorbeelden van kartografische uitvoer. Omdat de op- name nog niet voor het hele land met dezelfde intensiteit is uitgevoerd is er nog sprake van verschillen in nauw- keurigheid. Tenslotte kijken we naar nieuwe me dia, met een artrikel van Robert Kuunders over Internetmogelijkheden voor de kartografie. Op Internet blijkt de mogelijke impact van geocoördina- ten tot nu toe over het hoofd te wor den gezien; hij heeft verder een ver- langlijstje opgesteld met betrekking tot het Internet, om meer uit de kartogra fische weergave te kunnen halen. Daarmee zijn we weer rond, want dat was het 00k waar Ortelius naar streef- de: met zijn bronnenkritiek was hij de eerste die duidelijk naar inhoudelijke verbetering van de kartografische weergave streefde. De redactie wenst u tot slot een goed 1999. de redactie 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1998 | | pagina 6