KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I999-XXV-I
terrein bepaalden of daarop van in-
vloed waren, te onderkennen en, ten-
slotte, om die processen en her tempo
waarin zij zieh voltrokken met de grafi
sche variabelen die de tekentafel hem
aanreikte, zo goed mogelijk te visualise-
ren. De kartograaf moest zieh daarbij
laten leiden door het verlangen om een
zo nauwkeurig, uniform en funetioneel
mogelijk kaartbeeld te construeren.
Een kaart was immers veel meer dan
alleen een middel tot diagnose. De
kaart moest enerzijds inzicht bieden in
de toestand van het terrein en de geo-
grafische locatie van de onregelmatig-
heden die daarin werden aangetroffen.
Anderzijds moest de kaart aangeven
welke uitwerking deze anomalieen had-
den op de algemene gesteldheid van
het gebied en op welke wijze zij doel-
treffend konden worden bestreden.
Grafische voorstellingen waarin de ver-
schillende opgebouwde datareeksen
over stroomsnelheden, waterhoogten
en getijdenbewegingen werden gevisu-
aliseerd, completeerden het kartogra-
fisch beeld. Alleen zo kon in 'eenig op-
slag van het 00g de wäre gedaante van
Holland en West-Friesland [worden]
vertoont'7).
Figuur 2. Het vijf-
de blad van de
kaart van de Mer-
wede door Melchior
Bolstra1738-1745.
In het diagram
rechtsonder wordt
de eb- en vloedbe-
weging in de rivier
bij Dordrecht en
Hardinxveld ten
opzichte van het
Amsterdamse Peil
In de omvang zoals Cruquius zieh dat had voorgesteld,
kwam het waterstaatsplan niet van de grond. De Staten van
Holland - aan hen was het waterstaatsplan gericht - hadden
zeker wel 00g voor deze voorstellen, maar de omvang van
het project en de benodigde financien hadden een verlam
mende uitwerking op de besluitvorming. Weliswaar mocht
Cruquius zijn denkbeeiden uitwerken in een kaart van de
Merwede (1730) en een fenomenale kaart van het eiland
Goeree (1734)8), maar buiten dat werd aan het waterstaats
plan geen praktisch gevolg gegeven. Het was aan de Hol-
landse waterstaatsdienst om de ideeen van Cruquius in ter-
men van praktische waterstaatszorg te vertalen.
De Hollandse waterstaatsdienst
De reguliere zorg voor water en dijken ontwikkelde zieh ge-
durende de eerste helft van de i8e eeuw tot een vaste taak
van de Staten van Holland. Tot die tijd had het provincie-
bestuur zieh daarvan voornamelijk afzijdig gehouden en de
waterstaatszorg overgelaten aan een onsamenhangend ge-
heel van vrijwel onafhankelijk werkende waterschappen.
Vele van deze waterschappen waren al sedert de Middeleeu-
wen verantwoordelijk voor het binnenlandse waterbeheer:
de zorg voor de binnendijken en het boezembeheer, inpol-
dering en droogmaking, afwatering en peilbeheersing; ver-
der het beheer over de zeewerken en zeeweringen, het on-
derhoud van duinen en de strandverdediging. Hoewel er
kritiek bestond op de gecompliceerde organisatie van de
binnenlandse waterstaatszorg en de onderlinge afstemming
(H)o7rh-<x/t7 cot
Wvn^rau-d r
Slydrecht
Gr
Dubbcldjuii
27