30
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I999-XXV-I
de orientatie van belang waren. Alle aandacht gaat uit naar
een zo precies mogelijke weergave van de rivierbedding,
maar voor het overige voldoet de kaart geheel aan de eisen
die Cruquius aan een rivierkaart Steide: dieptelijnen en gra
fische voorstellingen waarin verschillende hydrografische en
meteorologische gegevensreeksen werden uitgewerkt.
De versobering van het kaartbeeld werd vooral ingegeven
door financiele overwegingen, zoals redenen van geldelijke
aard 00k de doorslag hadden gegeven bij de schaalkeuze.
Oorspronkelijk was men namelijk van plan geweest om de
kaart op de schaal 1:10.000 uit te brengen, waardoor ze pre
cies op de kaart van Cruquius zou aansluiten. Om het ge-
mis van de aansluiting te ondervangen, moest Bolstra nu de
twee bladen van de kaart van Cruquius kopieren en terug-
brengen tot de schaal 1:20.000. Overigens vervaardigde
Bolstra 00k een uit tien bladen samengestelde manuscript-
kaart op de schaal 1:10.000 die als kaartlegger fungeerde.
De kaartlegger van de Hollandse hoofdrivieren werd tussen
1750 en 1754 voltooid door de publicatie van kaarten van de
Lek en de Linge, beide vervaardigd door Melchior Bolstra.
De kartering van de Lek vond plaats in het kader van een
groot onderzoek van Cornelis Velsen naar de toestand van
het rivierbed van de Lek. Hoewel de rivierbeddingen vandaag
de dag aan een strak rivierkundig regime zijn onderworpen,
golden ze in de i8e eeuw als een verwaarloosd niemandsland,
waarop iedereen aanspraak maakte, maar niemand de zorg
opeiste. Vooral het rivierbed van de Lek lag bezaaid met krib-
ben, dämmen, zomerkaden, visfuiken en allerlei andere voor-
zieningen die misschien bevorderlijk waren voor een goed be-
drijfsresultaat, maar die de veilige afvoer van water en ijs ern
stig belemmerden. Behalve dat het rivierbed nergens een
egaal verloop had, kenden 00k de rivierdijken een grillig ver-
loop. Op sommige plaatsen lagen de dijken zeer dicht bij el-
kaar, eiders juist ver uiteen. Dit zeer onregelmatige dijks-
beloop met zijn sterk in- en uitspringende hoeken, vormde
tezamen met de obstakels in het rivierbed ideale plaatsen
voor het ophopen van water en ijs. Wanneer het ijs in de ri-
vier bij intredende dooi begon te breken, kon het drijfijs zieh
achter een van deze hindernissen vasthechten. Andere ijs-
schotsen schoven hierover heen, waardoor geleidelijk een ijs-
dam werd gevormd. Achter deze ijsmassa hoopte het water
zieh dan razendsnel op. Tegen deze opstuwing en groeiende
waterdruk waren de rivierdijken niet opgewassen. Overstro
mingen en, in het ergste geval, dijkdoorbraken waren dan
nauwelijks te voorkomen. Om aan deze toestand een einde te
maken had Velsen in 1749 in opdracht van de waterstaats-
dienst een herstelplan voor de rivier ontwikkeld om in het ri
vierbed door opruiming en verruiming betere condities te
scheppen voor het afvoeren van water en ijs.
Ondanks vele tegenslagen was de kaart van de Lek in 1754
in manuscript gereed. Toch werd er aanvankelijk - om on-
duidelijke redenen - van afgezien om de kaart 00k in druk
uit te brengen. Pas in 1764 werd die opdracht verstrekt. Als
gevolg van een zware doorbraak van de Lekdijk van Krim-
penerwaard in 1760 werd na moeizame onderhandelingen
met de provincie Holland overeenstemming bereikt over de
ophoging en verzwaring van de voor Holland cruciale Lek
dijk Bovendams. In ruil daarvoor werden in het Hollandse
deel van de rivier en op kosten van Holland nieuwe oprui-
mingen gedaan. Bij deze enorme operaties kwam de ge-
drukte kaart van de Lek goed van pas. Juist nu was het be-
langrijk om over een nauwkeurige planningskaart te kun-
nen beschikken waarop de voorgenomen werken werden
uitgetekend en het verloop kon worden geanalyseerd.
De kaart van de Lek bestaat uit zeven bladen en meet meer
dan vier meter. De kaart komt qua inrichting en stijl over-
een met Bolstra's kaart van de Merwede, met dien verstände
dat Bolstra door tijdgebrek er niet aan was toegekomen om
dieptelijnen en grafische bijlagen aan het kaartbeeld toe te
voegen23>.
De rivier de Linge, de verbindende schakel tussen Merwede
en Lek, werd in 1754 in kaart gebracht. Deze kartering hing
samen met een door Johan Lulofs ontworpen plan om, bij
extreem hoge waterstanden op de Lek, overtollig Lekwater
via een overlaat längs de Diefdijk in de Linge af te leiden.
Bij het plan dat op 9 april 1754 aan de Staten van Holland
werd voorgelegd, hoorden twee kaarten: een kaart van de
overlaat längs de Diefdijk op de schaal 1:14.000 en een kaart
in twee bladen van de Linge tussen Asperen en Gorinchem
op de schaal 1:10.000. Ter toelichting was 00k een tweetal
losse profielen toegevoegd.
Waarom de kaart van de overlaat op een andere schaal werd
uitgevoerd dan de kaart van de Linge is onduidelijk. De
voordelen van een aaneengesloten kaart 1:10.000 van het
gehele traject tussen de aanvang van de overlaat in de Lek
en de uiteindelijke uitmonding van de Linge in de Merwe
de bij Gorinchem, waren 00k bij Bolstra bekend. Een der-
gelijke kaart zou zowel aan de Lek- als aan de Merwedezijde
precies aansluiten bij de overzichtkaarten van Lek en Mer
wede die in manuscript en deels 00k in druk op precies de-
zelfde schaal van 1:10.000 beschikbaar waren. Ik denk dat
het inderdaad de bedoeling was om het gehele traject van
de overlaat op de schaal 1:10.000 uit te brengen. Onder de
verschillende kaarten die oorspronkelijk bij het project be-
horen, was in ieder geval 00k een manuscriptkaart op de
schaal 1:10.000, die precies aansluit aan het zevende kaart-
blad van de overzichtskaart van de Lek en die de rivier volgt
tot het punt waar de zuidelijke oever van de Lek de Dief
dijk kruist24). Daarmee werd een aaneengesloten legger van
de Lek en de Linge gerealiseerd en, verbonden met de
kaartlegger van de Maas en Merwede, een overzichtskaart
van de Hollandse hoofdrivieren op de schaal 1:10.000.
De periode na 1754
Volgens Koeman die zieh als eerste met de Studie van de
Hollandse gedrukte kartografie uit de i8e eeuw heeft bezig-
gehouden, werden de rivierkaarten na 1750 minder gedetail-
leerd van inhoud. Volgens hem werd dat vooral veroorzaakt
door het verkleinen van de door Cruquius gei'ntroduceerde
schaal 1:10.000. Waarom de Hollandse landmeters bij de in
richting van hun rivierkaarten afweken van het gedachte-
goed van Cruquius wordt door Koeman niet duidelijk ge-
maakt. Hoewel hij dat niet uitspreekt, suggereert hij dat de
rivierkartografie nä 1750 aan inhoudelijke kwaliteit inboet-
te, zowel ten aanzien van vormgeving, nauwkeurigheid als
functionaliteit. Het oorspronkelijke niveau van de over-
zichtskaarten van Cruquius en Bolstra werd op een inciden-
tele kartering na - de gecompileerde overzichtskaart van de
Bovenrijn van Jacob Engelman uit 1790 - niet meer geeve-
naard.
Als er inderdaad sprake zou zijn van kwalitatieve achteruit-
gang, dan rijst toch de vraag hoe we dit 'kwaliteitsverlies'
kunnen rijmen met de definitieve operationalisering van de
Hollandse waterstaatsdienst nä 1754. In zijn oprichtingsfase
was deze waterstaatsdienst de belangrijkste motor geweest
achter de samenstelling van de overzichtskaarten van de
Hollandse hoofdrivieren. En 00k na 1754 was die drijfveer
aanwezig, al lag het accent toen, analoog aan de heroriente-
ring van de Hollandse rivierzorg, vooral op de grootschalige