KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT I999-XXV-I kartering van bedreigde riviertraces in Gelderland. ■Zoals we hierboven reeds hebben aan- geduid richtte de Hollandse water- staatsdienst zieh onder Sterke druk van het hoogheemraadschap van Rijnland op de stabilisering van de waterverde- ling van de Rijn over de drie Rijntak- ken Waal, Nederrijn en IJssel en voorts op het scheppen van betrouwbare en veilige voorwaarden voor een geregelde afvoer van water en ijs längs Lek, Mer- wede en Maas. Hoewel de deskundi gen van de waterstaatsdienst verschil- lende en 00k tegenstrijdige scenario's voor de oplossing van dit probleem aandroegen, komt bij allen het streven naar eenheid en uniformiteit steeds nadrukkelijk naar voren. Waterstaats- zorg was niet gebaat bij lokale oplos- singen, maar alleen bij een gefundeer- de en goed gebalanceerde algemene aanpak. Ook in de rivierkartografie die vanaf 1754 tot stand kwam, komt dat centrale thema steeds terug. Hoewel de Utrechtse en Gelderse ri- vieren niet op de kaartlegger van de Hollandse rivieren werden aangeslo- ten, werd het belang daarvan wel dege- lijk onderkend. AI in ^44 had Melchi or Bolstra een fraaie kaart samenge- steld van het Pannerdens Kanaal op de schaal 1:10.000 die geheel is ingericht volgens de door Cruquius geintrodu- Figuur 4. Kaart van het Pannerdens Kanaal door Mel chior Bolstra, 1744. -GL; Waertl ceerde stijl. Om de contouren van het rivierbed in de Waal en het Pannerdens Kanaal te laten zien, had Bolstra ook hier dieptelijnen ingetekend. Dat het niet tot die gewenste vergroting van de Hollandse kaartlegger kwam, moet ook niet worden toegeschreven aan het ontbreken van een gezamenlijke visie onder de vier rivier- provincies op de verbetering van de Nederlandse rivieren. Maar in algemene zin wierp de staatkundige inrichting van al die provinciale besturen, waarin het individuele belang altijd boven het collectieve belang werd gesteld, nog te grote obsta- kels op om die voorstelling ook tot realiteit te verheffen. De kaarten die van de Gelderse bovenrivieren werden sa- mengesteld, kunnen dan ook het best als plankaarten wor den omschreven. De onderlinge kaarten verschillen van el- kaar qua inrichting, schaal en topografisch detail, al naar gelang de aard van het rivierwerk. Toch ontbreken ook de overzichtskaarten niet. Weliswaar bestaan ze niet in de roya- le en pretentieuze vorm als voor de Hollandse hoofdrivieren werd gekozen: de landmeters die voor deze kaarten verant- woordelijk waren, eerst Cruquius en later Bolstra, hadden voor de samenstelling van deze overzichtskaarten de tijd ge- nomen en zieh vrijelijk over Hollands grondgebied kunnen bewegen. Voor het gebied van de bovenrivieren gold die vrijheid niet. Een kartografische opname van het terrein was alleen mogelijk met toestemming en veelal ook onder begeleiding van provinciale of lokale autoriteiten en die omstandigheid was niet bevorderlijk voor een al te lang ver- blijf ter plaatse. Niettemin geldt ook voor deze projeetkaar- ten dat daarin belangrijke riviertraces topografisch en rivier- kundig nauwkeurig werden ontsloten. Besluit De Hollandse i8e-eeuwse rivierkartografie kent twee gezich- ten: Voor 1754 lag de nadruk op het samenstellen van grote overzichtskaarten van de drie Hollander hoofdrivieren: Merwede en Maas, Lek en Linge Deze kaarten werden uit- gevoerd op de schalen 1:10.000 en 1.20.000 en werden uni form ingericht naar de denkbeeiden die Nicolaas Cruquius hieromtrent had ontwikkeld. Een manuscriptkaart op de schaal 1:10.000 verbond deze rivierkaarten en fungeerde als kaartlegger. Na 1754 veranderde het karakter van deze rivierkartografie in zoverre dat steeds vaker werd afgeweken van het door Cruquius ge'introduceerde schaalbegrip, terwijl daarnaast in plaats van overzichtskaarten meer en meer de nadruk werd gelegd op plankaarten. Deze verandering in de stijl van uitvoering werd niet veroor- zaakt door veranderde kartografische opvattingen en kan evenmin worden aangeduid als een achteruitgang ten op- zichte van de voorgaande periode. Deze gedaantewisseling zo men wil was uitsluitend terug te voeren op een rivierkun- dige herorientatie binnen de Hollandse waterstaatsdienst. Ook na 1754 bleef de rivierkartografie een essentieel en bo- venal een dynamisch onderdeel van de Hollandse provin ciale waterstaatszorg vormen. In die kartografie weerspiege- len zieh ook de centrale uitgangspunten van de Hollandse waterstaatsdienst: inzicht, overzicht en continu'fteit. Het inzicht had daarbij betrekking op de kennisverwerving over de uiteenlopende rivierkundige processen die de vorm en het uiterlijk van het rivierbed bepaalden. In de jaren der- tig van de achttiende eeuw hadden Cruquius, Bolstra en Velsen al de aanzet tot het verzamelen van kwantitatief ma- teriaal van de benedenrivieren gegeven. Lulofs en vooral 31

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1999 | | pagina 33