KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I999-XXV-I
00k Brünings zetten dat werk met hetzelfde enthousiasme
en zelfs met meer systematiek voort.
Om overzicht te krijgen waren goede en betrouwbare kaar-
ten onmisbaar. Voor de Hollandse hoofdrivieren beschikte
men met de kaartlegger 1:10.000 over prachtig basismateri-
aal voor het samenstellen van nieuwe kaarten of als geogra-
fisch referentiekader voor het reconstrueren van vroegere si-
tuaties. Voor de Gelderse bovenrivieren bestond dat voor-
deel niet. Om dat bezwaar te ondervangen werd het gebied
door de landmeters van de Hollandse waterstaatsdienst in-
tensief gekarteerd om op die manier toch greep te krijgen
op de veranderingen die zieh door de onvoorspelbare en
schijnbaar oncontroleerbare rivierloop in het landschap vol-
trokken. Uniek zijn in dat opzicht de reconstructiekaarten
waarin het verloop van rivierbeddingen, oevers en rivier-
werken werden weergegeven.
Continui'teit tenslotte is de centrale noemer waaraan het
kartografische en het rivierkundige onderzoek en vooral
00k het rivierbestuur ondergeschikt waren. Het rendement
van die rivierzorg werd, dat is zeker, door de politieke factor
van het gewestelijke particularisme bepaald niet bevordert.
Maar het is evident dat de provinciale overheid de belan-
genbehartiging van de waterstaatszorg stevig ter hand nam
en dat dit beleid, op längere termijn tot in de negentiende
eeuw, zijn vruchten afwierp. De aard en omvang van de wa-
terstaatkundige problematiek, op allerlei vlakken maar
vooral op het terrein van de rivierzorg, vereiste een karto-
grafie die zowel inzicht kon geven in de complexe ruimtelij-
ke problematiek, als de hulpmiddelen kon aanreiken die tot
verbetering of onderhoud daarvan konden worden aange-
wend. Die eigenschappen werden juist in deze door de pro
vinciale overheid verordonneerde en door haar gedistribu-
eerde waterstaatskartograhe zichtbaar, met de rivierkarto-
grafie als voornaamste exponent.
Noten
1. Verzameling van rapporten, verbaalen en verder stukken, be
treffende de doorsnijdingen en werken, welken, sedert de conven-
tie van den jaar 1771 op de Bovenrivieren, tusschen Emmerik en
Arnhem, zijn aangelegd, zo tot bevordering van derzelver vaar-
baarheid, als om, door eene geregelde verdeeling van het opperwa-
ter, de overstroomingen (bij open rivier) te voorkomen: uitgegee-
ven op last van het Provinciaal Committe van Holland. - Den
Haag, 1798. - 2 dln.
2. Wel versehenen er in de jaren zeventig van de i8e eeuw enige ver-
kleinde versies van rivierkaarten in het populaire tijdschrift de Ne-
derlandsche Jaarboeken.
3. Rijksarchief Zuid-Holland, Archief van het Provinciaal Comit6
van Holland en van het Comite van het voorlopig intermediair
administratief bestuur van het voormalig gewest Holland, inv.nr.
128, resolutie 20 juni 1796.
4. P.P.W.J. van den Brink. Resolutiekaarten, de Staten van Holland
en de waterstaatskartograhe 1699-1795. In: Kartografisch Tijdschrift
1988.XIV.2, pp. 62-67.
5. S.J. Fockema Andreae en B. van 't Hoff, Geschiedenis van de carto-
grafie van de Romeinse Tijd tot het midden van de iyde eeuw.
's-Gravenhage, 1947. pp. 72-75;
C. Koeman. Geschiedenis van de kartograhe van Nederland: zes
eeuwen land- en zeekaarten en stadsplattegronden. Alphen aan den
Rijn, 1983. pp. 139-144, 169-174.
K. Zandvliet. 'De groote waereld in 't kleen geschildert': Nederlandse
kartografie tussen de middeleeuwen en de industriele revolutie.
Alphen aan den Rijn, 1985. pp. 135-153 en bijlage 10.
6. Koninldijke Bibliotheek Den Haag, Afdeling Bijzondere Collec-
ties, handschrift nr. 128 D 3, N. Cruquius. Rapport aan com-
missarissen over de zaaken van het eiland Goederede, [1731]De
tekst van het plan bij F.W. Conrad. Over de Verdiensten van Ni-
colaas Cruquius in het anno 1720 aanraden tot een het opmaken
eener algemeene waterstaatkundige beschrijving van ons land. In:
Notulen Koninklijk Instituut van Ingenieurs r (1848-1849), p. 212.
Voor een samenvatting en bespreking van het plan: Van den
Brink (1988), pp. 62-64 en vooral Van den Brink (1998), pp. 10-25.
7. Rijksarchief in Zuid-Holland 's-Gravenhage, Archief Inspecteurs
en commissies van de waterstaat in Nederland voor 1850, inv.nr.
10, N. Cruquius. Voorstel voor een provinciale waterstaat, 10 Ok
tober 1727.
8. Vgl. voor een bespreking van de achtergronden bij de kartering
van deze kaart Van den Brink (1998), pp. 18-24.
9. De aanduiding 'Hollandse waterstaatsdienst', evenals de hierna te
noemen 'bestuursdienst' en adviesdienst' is geen contemporaine
benaming, maar worden hier door mij als onderscheidende delen
van de Hollandse provinciale waterstaatszorg ge'introduceerd.
10. C.A. Davids, Universiteiten, illustre Scholen en de verspreiding
van technische kennis in Nederland, eind i6e - begin I9e eeuw. In:
Batavia Academica 8 (1990), p. 21.
11. Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek. (nnbw). Leiden,
1911-1937. dl. 6, kolom 623-627.
12. C.A. Siegenbeek van Heukelom-Lamme, Album Scholasticum
Lugduno-Batavae mdlxxv-mcmxl. Leiden, 1941. p. 178.
13. nnbw, dl. 1, kolom 75-77.
14. nnbw, dl. 5, kolom 1150-1152.
15. Voor hem: Van den Brink (1998), pp. 32-34.
16. Voor hem: Van den Brink (1998), pp. 33-34. Vgl. A. Florijn, Le-
vensschets van Dirk Klinkenberg. In: Verslag van de eerste vergade-
ring der eerste klasse van het Kon. Instituut van Wetenschappen, Let
terkunde en Schoone Künsten gehouden 26 augustus 1817.
17. Dirk Klinkenberg trad als secretaris veel minder op de voorgrond.
Hij gold als een bekwaam waterbouwkundige die 00k verschillende
adviezen uitbracht, maar feitelijk lagen zijn wetenschappelijke am-
bities op een geheel ander terrein, de astronomie. Vgl. J. van der
Bildt., Venus tegen de zonneschijf1761; 1767: een bladzijde uit de ge
schiedenis der Nederlandsche sterrenkunde. Groningen enz., 1940, en
B.C. Sliggers, Honderd jaar natuurkundige amateurs te Haarlem.
In: Een elektriserendgeleerde: Martinus van Marum 1770-1837onder
eindred. van A. Wiechman [et al.]. Haarlem, 1987. pp. 183-221.
18. S.J. Fockema Andreae, Centraal waterstaatsbestuur in Nederland.
In: Publicaties van het Genootschap van Napoleontische Studien, 1
(1951), p. 29.
19. Velsen werkte die gedachte verder uit in zijn Rivierkundige ver-
handeling afgeleid uit waterwigt- en waterbeweegkundige grond-
beginselen en toepasselijk gemaakt op de rivieren den Rhijn, de
Maas, de Waal, de Merwede en de Lek: waar in de aloude en te-
genwoordige toestand dier rivieren overwoogen; de gevaaren, die
men uit derzelver verandering te dugten heeft, aangeweezen; en
middelen ter verbeteringe derzelve en ter voorkoominge van over
stroomingen worden voorgesteld. Amsterdam, 1749. Vgl. Van den
Brink (1998), pp. m-112.
20.Voor hem: Van den Brink (1998), t.a.p.
21. Voor hem: P.P.W.J. van den Brink, Melchior Bolstra (1704-1776),
landmeter van Rijnland: bibliograhe van gedrukte kaarten. Den
Haag, 1978. Idem, Melchior Bolstra, landmeter van Rijnland: de-
claraties over het Leidse Kwartier. Haarlem enz., 1978-...., en
Idem, 'Dit capitaale en kostbaar stuk werks': enige notities bij de
kaart van de Merwede door Melchior Bolstra 1738-1739 (1745). In:
Polder- en riviercartografie: bewerkte lezingen gehouden op de studie-
dag van de werkgroep voor de geschiedenis van de kartografie op 26
oktober 1783 te Leiden onder red. van M. Hameleers [et al.]. Delft
enz., 1986. pp. 21-31.
32