BESPREKINGEN
I999-XXV-I
Kaarten kiezen
H. van Dijk
Proefschrift, Vrije Universiteit
Amsterdam
150 pp, 23 x 17 cm
Nederlandse Geografische Studies
no. 239
Utrecht/Amsterdam: knag, 1998
Aan de Vrije Universiteit Amsterdam
(vu) heeft tot 1997 het Centrum voor
Educatieve Geografie bestaan, dat een
aantal voor kartografen belangwekken-
de publicaties heeft doen verschijnen.
In het kt werd eerder ingegaan op de
dissertatie van Van der Schee (kt
1987.3); en 00k die van Van der Zijpp
{Het trainen van kaartvaardigheden,
1996) was de moeite waard. De alge-
mene vraagstelling van het overkoepe-
lende onderzoeksproject van dit cen-
trum was: Welke verschillen in toepas-
sing van kaartgebruiksprocedures zijn
er bij leerlingen, en hoe moet men les-
materiaal vormgeven om betere resul-
taten in het kaartgebruik door leerlin
gen te realiseren. Er blijkt dat hoe
complexer de kaartgebruikstaken en de
kaartbeelden worden, hoe minder leer
lingen de taken goed kunnen uitvoe-
ren. En tevens is duidelijk geworden
dat structurering van het lesmateriaal
de prestaties kan verbeteren. Wat nog
niet duidelijk was, was de invloed van
de motivatie van de leerlingen op de
prestaties. In dit proefschrift van Van
Dijk wordt nu nagegaan of de mate
van vrijheid die de leerling krijgt in
het kiezen van taken bij het verwerven
van kaartvaardigheden van invloed is
op de motivatie en de prestaties van de
leerling.
In de dissertatie worden de verschillen-
de benodigde vaardigheden eerst be-
schreven (er wordt daarbij niet inge
gaan op onderzoek van Balchin en
Boardman), en er wordt een uiterst
nuttig overzicht gegeven van de ver-
schillende fasen in de vaardigheidscy-
clus die de leerling moet doorlopen
om met hulp van de kaart een gefor-
muleerd probleem op te lossen. Er
wordt aangesloten bij een oudere inde-
ling van kaartgebruik van Muehrcke
resp Hüttermann (00k deze twee ont-
breken onder de referenties) in Kaart-
lezen (identificeren), Kaartanalyse
(classificeren en relateren) en Kaartin-
terpretatie (verklaren, voorspellen).
Van Dijk voert dan wat nieuwe termen
in voor punt-, lijn- en vlakpatronen
(resp spreidingen, geledingen en inter-
acties), en hij creeert testkaarten met
combinaties van een of meer van deze
soorten patronen. De leerlingen aan
wie de testkaarten zijn voorgelegd
moesten er vragen over beantwoorden,
die hen steeds zowel laten identifice
ren, classificeren als relateren. Er wordt
namelijk van uitgegaan dat de leerlin
gen, willen ze de opgaven als zinvol er-
varen, bij elke opgave alle kaartge-
bruiksfasen moeten uitvoeren en niet
alleen een enkele deeltaak.
De uit testkaarten samengestelde
kaartgebruiksmodule werd aan twee
groepen leerlingen voorgelegd: de eer-
ste groep mocht zelf bepalen in welke
volgorde ze de kaartgebruiksvraagstuk-
ken wilde beantwoorden, de tweede
groep moest de vragen in een vaste
volgorde beantwoorden. Uit het on
derzoek bleek een verband tussen mo
tivatie en prestaties, maar het bleek
niet zo te zijn dat het volgen van de
vrije-keuze module de motivatie ver-
hoogde. Wel was het zo dat de leerlin
gen die zelf met de vrije-keuze kaartge
bruiksmodule geoefend hadden hoger
scoorden op de vervolgtests. Ook
blijkt het gebruik van kaarten aan te
leren: systematisch in kaartgebruiksta
ken getrainde leerlingen scoorden ho
ger bij vervolgtoetsen dan niet-getrain-
de. Dat bleek met name bij de meest
complexe kaartgebruikstaken die Van
Dijk onderzocht: het ontdekken van
relaties op kaarten met interactiepatro-
nen (aan de hand van lineaire verbin-
dingen aangegeven betrekkingen). De
conclusie is dan ook dat het aanbeve-
ling verdient in het eerste jaar van de
basisvorming systematisch aandacht te
besteden aan het trainen van kaartana
lyse, met name waar het gaat om het
ontdekken van relaties op de kaart. Al
leen dan kan men de volgens het aard-
rijkskundeleerplan vereiste kaartvaar
digheden (kunnen lokaliseren, inven-
tariseren, analyseren en interpreteren)
in voldoende mate overbrengen.
De vaardigheden worden steeds op een
enkele kaart betrokken; het gaat er
nooit om patronen uit verschillende
kaarten met elkaar te vergelijken.
Waarschijnlijk is dat laatste meer de
praktijk van het kaartgebruik op
school. Het zal immers maar zelden
voorkomen dat alle 'geledingen, sprei
dingen en interacties' betreffende een
gebied die men vergelijken wil toeval-
lig in dezelfde kaart voorkomen. Ook
worden de verschillende vaardigheden
niet verder onderverdeeld in stappen,
die verschillende eisen stellen, ook al
zijn er wel aanzetten toe (zoals het on-
derscheiden van het lokaliseren naar
site en naar situatie). Identificeren,
classificeren, relateren, verklaren en
voorspellen zijn alle verzamelbegrip-
pen voor meerdere handelingen; ook
zijn er wel andere kaartgebruikshande-
lingen te bedenken die niet direct in
deze indeling zijn onder te brengen,
zoals navigeren. Ook zijn er in de test
kaarten alleen de karteermethoden van
de binaire areaalkaarten, stippenkaar-
ten en kwantitatieve bewegingskaarten
gecombineerd. Dat zou een aanmerke-
lijke beperking met zieh mee kunnen
brengen in de geldigheid van de con-
clusies; het gezond verstand zegt echter
dat de conclusies toch voor meer toe-
passingen zullen gelden dan waarvoor
ze zijn uitgetest.
F.J. Ormeling
Van taarten en balken
Kerstnummer Grafisch Nederland
1996
Amstelveen: Koninklijk Verbond van
Grafische Ondernemingen, Grafische
Cultuurstichting kvgo, 1996
101 pp., 24 cm x 34 cm
ISBN 90 72734 06 8
Prijs 89,00 te bestellen via het kvgo,
tel. 020 - 543 56 78
Het Kerstnummer Grafisch Nederland
is elk jaar weer een zeer speciale uitga-
ve waarin verschillende, bijzondere
mogelijkheden op grafisch gebied wor
den samengebracht. En alhoewel al
weer enige tijd geleden uitgekomen,
het 1996-nummer is daarom niet min
der de moeite waard. Het is een grafi
sche ode aan het diagram. Van taarten
en balken laat zien dat onze wereld ver-
geven is van diagrammen en laat ons -
in de vorm van diagrammen - boven-
dien de wereld zien. Het laat ons ook
zien hoe we diagrammen moeten zien
en lezen. Verder komen aan de orde:
de ontstaansgeschiedenis van diagram
men, het maken van diagrammen en
de toepassingen van diagrammen, die
niet zelden te maken hebben met
macht en winst, doceren en leren, en
met het leven zelf.
Het doel van dit Kerstnummer is ten
eerste de geschiedenis van het diagram
in beeld te brengen. Er wordt getoond
hoe de verbeelding van informatie in
de loop van de jaren vorm heeft gekre-
gen. Een tweede doelstelling is het de
finieren van een theoretische achter-
grond van het diagram. Ook willen de
samenstellers de makers aan het woord
laten en aandacht besteden aan info-
graphics, de meest spectaculaire vorm
48