KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT I999-XXV-2 zoeken uit deze drie achtereenvolgende jaren waren consistent: de gebruikers hebben het meest behoefte aan geogra- fische namen en de geografische plaatsaanduiding is het belangrijkste. Daarna komen, in volgorde van aflo- pende belangstelling: informatie over federale recreatiegebieden, geschiede- nis, klimaat en informatie over men- sen. In 1996 vond men economische gegevens, aardwetenschappelijke infor matie en satellietbeelden het minst be- langrijk. In 1997 voegde men drie on- derwerpen aan de enquete toe: mis- daadstatistieken, flora- en faunagege- vens, en gezondheidsgegevens. Daar- van werd aan de misdaadstatistieken een plaats toegekend tussen mensen enerzijds en economie en aardweten- schappen anderzijds. De methode die gebruikt werd voor het stellen van de vragen maakt het moeilijk om vast te stellen hoe deze re- sultaten zieh verhouden tot het feitelij- ke gebruik van een elektronische atlas. De geenqueteerden kregen namelijk papieren kaarten voor ogen die repre- sentatief waren voor elk van de onder- scheiden inhoudsgebieden; dat is ech ter niet hetzelfde als het zien van een boeiende computerweergave op de monitor, welke een interessant verhaal vertelt met de potentie het leven van de bezoeker te bei'nvloeden. Het is waarschijnlijk dat de antwoorden op de enquete een afspiegeling zijn van de manier waarop de ondervraagden in het verleden papieren atlassen hebben gebruikt. Veel Amerikanen stellen het begrip 'atlas' gelijk aan een wegenatlas, die ze voornamelijk gebruiken voor het uitzoeken van routes en voor de navigatie over de weg. En daar hoort in de Verenigde Staten vaak 00k een bezoek aan een nationaal park bij. Er zijn veel andere potentiele vormen van gebruik van de nationale atlas denk- baar, die niet door deze benadering worden gedekt. Dat is tot op zekere hoogte bevestigd door de zittingen van de discussiegroepoen die in 1997 wer den gehouden. Discussiegroepen (Focus groups) De zittingen van de discussiegroepen werden door een onafhankelijke uit- voerende instantie geleid. Ze werden in drie grote Steden in het Oosten, Westen en in de Midwest van de Ver enigde Staten gehouden. De uitvoe- rende instantie nodigde deelnemers aan de discussiegroepen uit op basis van de volgende criteria, vastgesteld door de usgs: Criteria voor het deelnemersprofiel zijn: de deelnemers moeten in het bezit zijn van een Computer met cd-rom drive en modern; moeten toegang hebben tot het Internet; mögen geen werknemers van de usgs zijn, dan wel leraar computervaardigheden; moeten voor minstens een derde ouder zijn dan 35 jaar; voor minstens de helft kinderen hebben jonger dan 17 jaar; moeten per discussiegroep uit evenveel mannen als vrou- wen bestaan; moeten per groep bij voorkeur twee tot vier leraren of on- derwijzers hebben. De ideale groepsgrootte was op 8-10 deelnemers gesteld. Deelnemers kregen een nominale vergoeding voor de twee uur die ze aan de discussie deelnamen. Gedurende die tijd kregen ze vragen van een moderator te beantwoorden, die van tevoren waren vastgelegd. Elke groep werd geobserveerd door een panel van usGS-werknemers die achter een eenzij- dig doorzichtige Spiegel zaten. De groepsleden werd ge- vraagd om hun mening te geven betreffende de gewenste in- houd van een nationale atlas. De meesten waren van mening dat het primair de bedoeling van een nationale atlas was om referentiekaarten en -plattegronden te tonen met gedetail- leerde informatie over wegen en straatnamen, om te gebrui ken bij de routeplanning. Ze kregen vervolgens een video- programma te zien van een vroeg prototype van een elektro nische atlas met vele layers met aardwetenschappelijke infor matie en met de geograßsche analysegereedschappen die in een elektronische atlas mogelijk zijn. Na het zien van de Vi deo hadden de deelnemers een ruimer idee van een nationa le atlas. Als consequentie daarvan waren de meeste deelne mers van oordeel dat het een ideale bron voor onderwijsop- drachten zou zijn. Aanbevelingen van de discussiegroepen Omdat de meeste deelnemers aanvankelijk zo'n beperkte opvatting hadden van een nationale atlas, deed de uitvoe- rende onderzoeksinstantie de suggestie om de naam van het produet te veranderen van atlas' in een term die een beter idee zou geven van de beoogde inhoud die in de nationale Atlas zou worden gebracht. In die nieuwe naam zou tot uit- drukking moeten komen dat het gaat om een geografisch referentiewerk dat een brede serie van informatiebronnen omvat, zoals kaarten, tekst, afbeeldingen, geluid en video. De tweede aanbeveling bevestigde onze Strategie van sa- menwerking tussen overheidsinstellingen en prive-bedrijven voor de produetie van de atlas. De meeste deelnemers wa ren het ermee eens dat de grote overheidsinstellingen samen moeten werken om de gegevens uit te wisselen nodig voor deze taak, en dat een prive-bedrijf moest zorgen voor de verpakking en de marketing van de eindprodueten. De laat- ste aanbeveling was er niet een die we verwachtten, maar is in elk geval relevant voor ons bij de ontwikkeling van de at las. De meeste deelnemers zullen zelf geen interesse hebben in de atlas, maar ondersteunen het als onderwijshulpmid- del. Omdat ze een atlas alleen zien als een hulpmiddel bij het reizen, zullen ze teleurgesteld zijn in de nationale atlas. Als ze daar eenmaal overheen zijn zullen ze het als een uit- stekende bron van gegevens voor het onderwijs voor hun kinderen zien. Na elke groepszitting werd aan de deelnemers gevraagd om een vragenlijst in te vullen met vragen over de soort kaarten 25

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1999 | | pagina 27