KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I999-XXV-2
en Internettoepassingen. Problemen
die bij productie en updating van de
database optraden waren o.a. de volle-
digheid (niets verändert zo snel als het
wegennet), het gebruik van illegale ko-
pieen, de concurrentie in dit product-
gebied en de reactie van gebruikers.
Afsluitend vertelde Bieling nog het een
en ander over de markt: wegendataba-
ses worden continu bijgewerkt en wor
den dus vaak opnieuw uitgegeven.
Verder worden databases geleverd aan
allerlei diensten en dataverwerkende
bedrijven.
Frank van Haaren gaf als laatste spre-
ker van de dag een impressie van het
bedrijf Navtech. Navtech produceert
databases voor allerlei toepassingen:
routeplanning en -geleiding, off board
telematics, Advanced Vehicle Control
Systems en Fleetmanagement. Voor
deze toepassingen maakt Navtech na-
vigeerbare databases. Van Haaren leg-
de de nadruk op het feit dat navigeer-
bare databases niet zomaar digitale
kaarten zijn; het zijn representaties van
het wegennetwerk met een zgn. navi-
gatielaag waarin alle landmarks zijn
aangegeven die belangrijk zijn voor ge
leiding van de automobilist. Verder
ging Van Haaren in op de opbouw en
het onderhoud van de database waar-
door duidelijk werd dat een goed con-
tact met de lokale overheden en data-
leveranciers van groot belang is. De
markt voor navigeerbare wegendataba-
ses wordt voornamelijk gevormd door
autonavigatie. Autonavigatiesystemen
worden steeds goedkoper en worden
steeds vaker standaard geleverd bij een
nieuwe auto. De markt voor navigeer
bare wegendatabases zal volgens Van
Haaren dan 00k in de toekomst sterk
verbeteren.
Het einde van de dag werd gebruikt
om nog eens na te praten onder het
genot van een drankje. Over de uit-
spraak Weg met kaarten kon in ieder
geval gezegd worden dat de kaart in
geen geval gemist kan worden op de
weg. De kaart leeft voort als plan-
ningshulpmiddel maar dan wel in een
nieuwe (digitale) vorm.
J. den Hollander
Verslag studiedag NVK-werk-
groep voor de Geschiedenis
van de Kartografie
Antwerpen, I I december 1998
Voor liefhebbers van de i6e-eeuwse
kartografie in het algemeen en Abra
ham Ortelius in het bijzonder was
1998 natuurlijk een uitzonderlijk jaar.
Ter herdenking van het 400c sterfjaar
van Ortelius (1527-1598) vonden in
binnen- en buitenland tal van evene-
menten plaats. Zo was bijvoorbeeld in
de zomer van vorig jaar de Universi-
teitsbibliotheek van Amsterdam de
'place to be' met een uitmuntende ten-
toonstelling over het Theatrum orbis
terrarum en de context waarbinnen
onze eerste moderne atlas verscheen.
Destijds organiseerde de werkgroep
voor de Geschiedenis van de Kartogra
fie (wgk) in Amsterdam een toepasse-
lijke studiedag over leven en werk van
de i6e-eeuwse alleskunner. Het werd
een groot succes: meer dan 100 en-
thousiaste belangstellenden vereerden
de dag met een bezoek.
Met de tentoonstelling, studiedag en
enkele publicaties waren de Ortelius-
activiteiten echter allerminst ten einde.
De Zuidelijke Nederlanden - immers
de bakermat van de Nederlandse kar
tografie - konden natuurlijk niet ach-
terblijven. In Brüssel en in Antwerpen
waren eind 1998 exposities over Orteli
us ingericht. Het evenement in Ant
werpen, de plaats waar de 'homo uni
versalis' zijn laatste adem uitblies, werd
dankbaar door de wgk aangegrepen
om nog een studiedag in het kader van
Ortelius te organiseren. Deze negen-
tiende studiedag in het bestaan van de
wgk vond plaats in een prachtige am-
biance: het Museum Plantin-Moretus
aan de Vrijdagmarkt. Aangezien de
werkgroep nog wat ruimte in de be-
groting had, konden de ruim zeventig
deelnemers gratis genieten van de
boeiende wereld van de i6e-eeuwse
drukkers en kaartenmakers.
Twee lezingen en een bezoek aan de
tentoonstelling en het museum moes-
ten het centrale thema - De wereld in
kaart: Abraham Ortelius (i^2g-i^p8) en
de eerste atlas - aankleden. Als eerste op
het programma stond de ereconserva-
tor van het Museum Plantin-Moretus,
de heer dr. L. Voet. In zijn bijdrage
ging hij in op het drukken en uitgeven
van boeken in de Renaissance, aan de
hand van de archieven en materialen
van het Plantijnse huis. Voet bood een
prachtig kijkje in de keuken van de
toentertijd grootste drukker. Op het
hoogtepunt van zijn loopbaan, de ja-
ren 1572-1576, had Plandjn zestien per-
sen in bedrijf en zo'n zeventig tot tach-
tig man personeel rondlopen. Alvorens
een boek tot stand kwam, moesten
heel wat stadia doorlopen worden. Op
de eerste plaats was toestemming van
de geestelijke en wereldlijke overheid
benodigd. Was die eenmaal verkregen,
dan konden de zetters aan de gang met
de gegoten letters. Overigens verza-
melde Plantijn al in zijn beginjaren als
drukker duizenden sets van stempeis
en matrijzen, waardoor hij niet ver-
plicht was het gietsel te nemen dat toe-
vallig op dat moment op de markt
was. Op die manier kon hij die letters
benutten, die het meest geschikt voor
een bepaalde publicatie waren. Een
grote eenheid en een hoge kwaliteit
kenmerken dan 00k Plantijns werken.
De 'Officina Plantiniana' had twee,
ongeveer even grote, groepen gespecia-
liseerde arbeiders in dienst: de zetters
en de drukkersgezellen. Om vijf uur
's ochtends begon de werkdag voor de
arbeiders belast met het voorbereidend
werk. Om zes uur 's ochtends kwamen
de overige personeelsleden. Om acht
uur 's avonds kon men weer huiswaarts
keren, na een lange werkdag van twaalf
tot dertien effectieve arbeidsuren. Ge-
klaagd werd er echter nooit. De werk-
nemers werden namelijk betaald vol
gens stukloon en hadden er dus het
grootste belang bij om zo lang moge-
lijk aan de slag te zijn.
Had de zetter een katern gereed, dan
vond de correctie plaats; niet door de
auteur, maar door professionele proef-
lezers. Dat moest snel gebeuren, want
de zetters dienden de 'vorm' na het
drukken onmiddellijk weer uit elkaar
te halen en de loden letters opnieuw te
gebruiken. Uiteindelijk werden de ge-
drukte katernen door 'vergaerders' of
'assembleurs' gevouwen en samenge-
voegd tot exemplaren. De verkoop ge-
beurde via de boekwinkel, waar parti-
culieren, Antwerpse collega's en bui-
tenlandse boekhandelaren op doorreis
terecht konden. Ook werden hier de
bestellingen van buiten Antwerpen ge-
centraliseerd en de verzendingen uitge-
voerd. Heiaas had Plantijn nog wel
eens te maken met wanbetalers. Bij
zijn dood bedroegen de uitstaande
schulden 16.000 florijnen (e6n florijn
had een koopkracht van ongeveer vijf-
tien tot twintig hedendaagse Neder
landse guldens), waarvan opvolger Jan
Moretus slechts een fractie wist op te
eisen. Ofschoon Plantijn het allesbe-
halve makkelijk heeft gehad, was hij
een zeer geslaagd zakenman. Zijn erf-
genamen konden een vermögen van
136.000 florijnen verdelen!
Nadat Voet aan het einde van zijn le-
zing nog kort het specifieke drukken
van Ortelius' atlas aanstipte, ging D.
Imhof - conservator van het Museum
Plantin-Moretus - verder in op de rela-
tie tussen Ortelius en het Plantijnse
39