n
6
O
BESPREKINGEN
In kaart gebracht. Raster 81
Onder redactie van Nicolaas Matsier,
K. Michel, Kees Nieuwenhuizen
(vormgeving), Cyrille Offermans,
Willem van Toorn en Jacq Vogelaar
Amsterdam: De Bezige Bij, 1998
200 pp. kaarten, ill., foto's (alle in
zwart-wit)
isbn 90 234 1400 4
Prijs 29,50
I999-XXV-2
Op de titelpagina afiicheert Raster zieh
als een 'tijdschrift in boekvorm'. Het is
een driemaandelijks verschijnende, li-
teraire uitgave rond een centraal, maar
lang niet altijd literair thema. In de
uitgave van mei 1998 werd voor de
kartografie gekozen. In totaal werden
er maar liefst vijfentwintig bijdragen
opgenomen. De auteurs hebben, een
enkele uitzondering daargelaten, in
hun dagelijkse praktijk zelden meer
dan zijdelings met kartografie te ma-
ken. Ze werken als historicus, biblio-
thecaris, prozaschrijver, dichter, danser
of beeidend kunstenaar. Juist die ver-
schillen leidden tot een buitengewoon
aardig eindresultaat. Het zal duidelijk
zijn dat het onmogelijk is alle bijdra
gen in een recensie te bespreken. Des-
ondanks lijkt het me zinvol de auteurs
en hun titels te noemen. Vrijwel ieder-
een zal een aantal namen kennen.
Toen ik deze inhoudsopgave bekeek
riep dit onmiddellijk de vraag op wat
die auteurs die ik, een enkele uitzon
dering daargelaten, nooit met de kar
tografie associeerde, over ons vakge-
bied te verteilen hebben. Vermoedelijk
vergaat het u als lezer van deze recen
sie, na het bekijken van de volgende
opsomming, net zo. De namen en de
titels van hun bijdragen zijn: Willem
van Toorn: De kaart, de wereld; Bou-
dewijn Bakker: Het geometrisch ideaal
en de Amsterdamse grachtengordel; Ja
nine Huizinga: Tatort; Hans Kloos:
Naar aanleiding van 183c; Torny
Lindgren: Gemeentelijk; Gerrit Krol:
Gesignaleerd in Friesland; Daniel J.
Boorstin: Uit: De ontdekkers; Marjo-
lijn van den Assem: Over het werk:
denkbeeidige reizen; Riemer Reinsma:
De onverdraaglijke stank van Oude
Pekela; Robert Anker: Cornelis Antho-
niszstraat; Nicolaas Matsier: Vreemde-
lingenverkeer; K. Michel: Dwars; Wil
lem Broens: Merklappen en telteke-
ningen; Jan Kolen: Bewoonde oorden
en benoemde plekken; Jan Erik Bur
ger: De retoriek van schaal en perspec-
tief: van mappamundi tot geopolitiek;
Karin Schaafsma: Dansnotatie; Eliza
beth Bishop: Twee gedichten; Rutger
Kopland: Trans Insulana 1616; Esther
Jansma: Bestaanskaarten; Nicolaas
Matsier: Model op schaal; Paul Mijk-
senaar: Op zoek naar de ideale kaart;
Patrick Lane: Gedichten uit de cyclus
'Winter'; Erik Menkveld: Onder het
uitspansel; Gerrit Kouwenaar: Drie ge
dichten; Hedda Martens: Heeft het
bewustzijn een ziel? Over huisdieren,
Computers en een gebroken sleutel.
De inhoud van In kaart gebracht loopt
uiteen van ontroerende gedichten tot
kwaliteitsartikelen, al mag je je bij met
name de laatste twee bijdragen (Kou
wenaar en Martens) wel afvragen wat
ze met het centrale thema kartografie
te maken hebben. Ik kan die link in
ieder geval niet leggen. Andere bijdra
gen die door niet-kartografisch ge-
schoolden geschreven werden, kunnen
echter doorgewinterde kartografen
toch tot overpeinzingen aanzetten.
Wat bijvoorbeeld te denken over het
artikel Dansnotatie van Karin Schaafs
ma. Ik vermoed dat er niet veel karto
grafen zijn die zieh ooit gerealiseerd
hebben dat een dans ruimtelijk te te-
kenen is. Sterker nog, met de nodige
'verbeelding' zou je een dergelijke
dansnotatie een zeer grootschalige kar
tering kunnen noemen, waarbij diver
se variabelen van beweging (verschil-
lende delen van het lichaam van een
danser bewegen immers onafhankelijk
van elkaar), in zowel tijd (de periode
dat de dans duurt) als ruimte (het po-
dium waarop gedanst wordt) gevisuali-
seerd moeten worden. Als je er wat
verder induikt dan is het een onder-
werp waar je je als kartograaf helemaal
op stuk zou kunnen bijten. Ontzet-
tend leuk om op het bestaan van iets
dergelijks gewezen te worden.
Naast dit soort onderwerpen die we
toch wel tot de uiterste randgebieden
van de kartografie moeten rekenen be-
vat Raster 81 00k verschillende weten-
schappelijk te waarderen bijdragen.
Boorstin schrijft over de ontwikkeling
van het wereldbeeld sedert de oude
Grieken. Ook verhaalt Boorstin over
'De gevangenis van de Christelijke
dogmatiek', waarin hij onder andere
ingaat op de vraag hoe middeleeuwse
geografen en kaartmakers zochten naar
het in de Bijbel genoemde aardse para-
dijs (zou dat dan toch het eiland van
Sint-Brandaan geweest kunnen zijn)
en het land van Gog en Magog (de
poel van zonde en verderf die in het
uiterste noorden gelokaliseerd zou
moeten worden).
In de meer theoretische bijdrage Be
woonde oorden en benoemde plekken:
over de ruimtelijke orientatie in prehis-
torische samenlevingen gaat de cultuur-
prehistoricus Jan Kolen in op de land-
schapsbeleving en ruimtelijke orienta
tie in prehistorische samenlevingen.
Eerst maakt hij een körte vergelijking
tussen de moderne, karterende mens
en zijn prehistorische voorganger die
zijn weg zonder een kaart in de hand
moest zien te vinden. De auteur steh
dat de kartografie van de eerst ge
noemde groep vooral getuigt van een
door kerstening gevormd ruimtebe-
grip. Daarna behandelt hij de vraag
hoe de prehistorische mens het land-
schap beleefde en zieh ruimtelijk
orienteerde. Het ligt voor de hand dat
in de prehistorie in het 00g springende
landschapskenmerken (kusten, meren,
waterlopen, en landschapsaccidentatie)
de basis vormden. Kolen probeert ech
ter duidelijk te maken dat toen ook
hele andere begrippen en/of dimensies
een rol speelden. In dit verband noemt
hij dat landschapsbeleving destijds
vooral bepaald werd door bijvoorbeeld
rituele kalenders, ecologische ritmes,
en sociale fenomenen als het genealo
gisch systeem, de persoonlijke levens-
cyclus en marktfrequenties. Zo wordt
ook de prehistorische orientatie op een
vergelijkbare wijze gestuurd, onder an
dere door wat mythische en genealogi
sche concentraties genoemd worden.
Een volgend onderwerp dat hij behan
delt is het verschil in beleving van de
ruimte, tussen nomadische (jagers/ver-
zamelaars) en meer sedentaire groepen.
Bij Neanderthalers lijkt er bijvoorbeeld
geen sprake geweest te zijn van een
thuis'. Het lijken permanent voor-
42