43
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I999-XXV-2
waartse trekkers geweest te zijn die
niet bewust terugkeerden naar lokaties
waar ze eerder verbleven. Het waren
naar de mening van Kolen dan 00k
geen 'topofiele' wezens. Hij steh dat ze
zieh veeleer vanuit instineten lieten lei
den, dan door een netwerk van be-
noemde en/of bekende plekken in de
ruimte. Vanaf ca. 35.000 jaar geleden
verschijnen herkenningspunten in het
landschap (tekeningen, kampementen
die längere tijd in gebruik waren,
begraafplaatsen, enz.), waarmee het
'woonoord' geboren wordt. In dit ver
band noemt hij het begrip 'sociale toe-
eigening van piaatsen'. Het is niet mijn
bedoeling om een complete samenvat-
ting van het artikel te geven, integen-
deel, maar met het bovenstaande hoop
ik een indruk gegeven te hebben van
wat een lezer zoal van het artikel kan
verwachten. Hoewel Jan Kolen ver-
schillende zaken 'steh' en niet alles op-
timaal onderbouwt, presenteert hij een
intrigerend en plezierig leesbaar arti
kel. Het is een tekst die je ertoe aanzet
aan om er achteraf nog eens over te
gaan filosoferen (en als een theoretisch
artikel daartoe aanzet is de auteur wat
mij betreft al geslaagd).
Uw recensent waagt zieh niet aan een
oordeel over de poetische bijdragen in
de bundel. Wel vind ik de meeste ge
slaagd in hun poging iets van land-
schapsbeleving, orientatie of kartogra-
fie over te brengen. Als kaarthistoricus
spreken vooral het gedieht Trans Insu
lana 1616 van Rutger Kopland en de
tekst Gesignaleerd in Friesland door
Gerrit Krol mij aan. Uit het laatste
komt het volgende citaat over een bij
alle kartografen bekende zestiende eeu-
wer:
Stel, ik was Jacob van Deventer ge
weest, cartograaf
Ik zou mooie kaarten hebben gemaakt.
Ik zou tijdens mijn leven onder collegas
beroemd zijn geweest.
En vervolgens weer zijn vergeten.
Een eeuwen later opnieuw beroemd zijn.
Ik zou
U zult inmiddels wel begrepen hebben
dat ik het een buitengewoon aardige
bundel vindt. Het blijkt echter een
uitgave te zijn waarin vooral ruimtelij-
ke beleving, en in veel mindere mate,
de kartografie centraal Staat. Dit komt
ongetwijfeld doordat het niet-karto-
grafen zijn die een 'uitstapje' naar de
kartografie en haar randgebieden ma-
ken, maar juist dat maakt het eindpro-
duet weer zo aantrekkelijk. Het enige
'echt' kartografische artikel is Op zoek
naar de ideale kaart. Dit zal slechts
weinige lezers van het KT bevreemden,
want het werd geschreven door Paul
Mijksenaar. In zijn analyse gaat hij in
op de kartering van toekomstige land-
schappelijke ontwikkelingen. Hierbij
behandelt hij onder andere de Witsen-
kaart uit 1989 (over de belevingswereld
van het Nederlandse landschap), de
Randstadkaart van Lucas Verweij
(1992) en de ARCAM-kaart (1995); het
zijn kaarten waarvan ik gemakshalve
maar aanneem dat ze bekend zijn bij
KT-lezers.
Nog een tip: de bundel is een buiten
gewoon aardig cadeau om te geven of
te krijgen.
M. Hameleers
Steden en streken
Geografische opstellen voor
Gerard Hoekveld
Redactie: Joost Hauer, Ben de Pater,
Leo Paul Kees Terlouw
Assen: van Gorcum, 1998
355 PP-. 24>5 x 17 cm
isbn 90 232 3363 8
Prijs: f 55,-
Steden en streken is een 'Liber Amico-
rum', dat verscheen ter gelegenheid
van het emeritaat van G.A. Hoekveld
als hoogleraar sociale geografie aan de
Universiteit Utrecht op 5 juni 1998.
Het eerste hoofdstuk is dan 00k aan
Hoekveld en zijn werk gewijd. Boven-
dien bevat het boek een lijst van zijn
publicaties.
De andere 21 hoofstukken bevatten re-
gionaal-geografische studies van Steden
en streken, gelegen in Nederland, Eu
ropa en de Verenigde Staten. Het eer
ste deel (getiteld Piaatsen van herinne-
ring) bevat portretten van 14 (delen
van) Steden en regio's, die in het leven
van Hoekveld een betekenisvolle rol
hebben gespeeld ol nog steeds speien.
Het tweede deel Piaatsen van
oefening) bevat een zevental opstellen
over de diverse veldwerkgebieden van
een aantal onlangs afgestudeerde
Utrechtse sociaal-regionaal-geografen,
die zieh hebben laten inspireren door
ideeen van Hoekveld en/of van geogra-
fen die ze via hem hebben leren ken
nen. Alle auteurs waren vrij om hun
bijdrage naar eigen inzicht samen te
stellen, maar waren wel gevraagd om
suggesties voor excursies in de door
hen beschreven gebieden op te nemen.
Alles bij elkaar heeft het boek een po-
sitieve indruk bij mij achtergelaten.
Maar in een bespreking voor het Kar-
tografisch Tijdschrift moet natuurlijk
vooral aandacht worden besteed aan
de kartografische aspecten van de pu-
blicatie. En, al doende, moet jammer
genoeg worden vastgesteld, dat de re-
dacteuren wellicht beter 00k wat richt-
lijnen hadden kunnen verstrekken aan
de auteurs met betrekking tot het ge
bruik van het noodzakelijke kaartma-
teriaal.
Met deze opmerking doel ik niet zo
zeer op de kwaliteit van de 52 zwart-
wit kaartjes op zichzelf. Gerard van
Betlehem en Margot Stoete hebben
voor de auteurs over het algemeen hel-
dere kaartjes afgeleverd in de zo karak-
teristieke stijl van het KartLab van de
Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen
van de Universiteit Utrecht. In kwanti-
tatieve zin is het boek bovendien best
wel redelijk gei'llustreerd met, behalve
de reeds genoemde speciaal vervaardig-
de kaartjes, nog eens een zeventigtal
(zwart-wit) foto's, 16 diagrammen en
kopieen van bestaande (historische)
kaarten en 14 tabellen.
In zijn totaliteit had het boek echter
veel beter, uniformer en consequenter
op kartografische wijze gei'llustreerd
kunnen worden. Immers, de manier
waarop en mate waarin nu gebruik
wordt gemaakt van kartografische
hulpmiddelen verschilt nogal sterk per
auteur. Sommige auteurs, zoals Beu-
kenkamp in zijn bijdrage over de Gel-
derse Vallei en Groenendijk in zijn
hoofdstuk over het Zwin, maken een
zeer effectief gebruik van kaarten,
maar anderen komen niet verder dan
een illustratie om de illustratie, zonder
een voldoende nadrukkelijke relatie
met de tekst. Kennelijk zijn nog niet
alle geografen zieh in gelijke mate be
wust van de mogelijkheden die karto
grafische hulpmiddelen kunnen bie-
den en weten ze nog niet allemaal hoe
verhelderend kaarten kunnen werken.
En dat is buitengewoon jammer nu
het snel en 00k zelf vervaardigen van
kaartjes toch steeds gemakkelijker
wordt.
Bij het lezen van dit boek had ik bij-
voorbeeld bij het begin van elk nieuw
hoofdstuk over weer een andere stad of
Streek steeds dezelfde en logische be-
hoefte aan een (topografisch) kaartje
van die stad of Streek om letterlijk te
'zien' waar we het over hebben. Aan
die behoefte werd niet aldjd voldaan
en 00k niet op consequente wijze. Bo
vendien, als er al een topografisch