KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT vertonen, zodanig dat computersimulaties op deze gege- vens mogelijk zijn. tenslotte, om de informatie volledig en betrouwbaar te la- ten zijn en via elektronische weg uitwisselbaar, een ak- koord bestaan over eenzelfde of compatibele standaarduit- wisselingsformaten. Men zal natuurlijk moeten vaststellen dat voor al deze aspec- ten voor het ogenblik nog onvoldoende operationele afspra- ken bestaan. Sommigen zullen dan ook besluiten dat men misschien beter opnieuw van nul kan vertrekken om aan de behoefte aan gei'ntegreerde geografische informatie van de Europese Unie tegemoet te komen, Stelling waarmee wij na tuurlijk absoluut niet akkoord gaan en dit op basis van talrij- ke zowel juridische, technische als economische argumenten. Wie een beetje inzicht heeft in de verschillende kartografi- sche benaderingen in de Europese landen zal een aantal za- ken met mij moeten vaststellen. De Europese kartografie is algemeen gezien, vergeleken met die in andere delen van de wereld, een kartografie van zeer hoge kwaliteit. Aan de an dere kant is er echter ook om historische redenen een zeer divergente benadering vast te stellen met betrekking tot het bepalen van een aantal van de parameters waarover ik het hiervoor gehad heb. Zo vertonen de geodetische altimetrische en planimetrische netten soms Sterke verschillen; ook is de projectie van een bepaald land meestal gekozen in functie van zeer specifieke en lokale gegevens en bijzondere dominante toepassingen en daardoor meestal zeer verschillend van land tot land. De symbolisering is eveneens tamelijk uiteenlopend en men is het nog absoluut niet eens over een standaarduitwisselings- formaat enz. Nochtans, kan men aan de andere kant vaststellen dat door een lange traditie van samenwerking die in de schoot van cerco gegroeid is sedert 1980, de kartografische instituten in hun vakgebieden reeds een hoge graad van convergentie en samenwerking voorbereid hebben. Dit gebeurde door onder andere samen te werken in militaire projecten maar ook in andere grensoverschrijdende projecten (bijvoorbeeld tussen Nederland, Duitsland en Belgie met betrekking tot het bestand 1:250.000). We moeten in verband met de militaire samenwerking vast stellen dat op het gebied van standaardisatie de militairen, die overigens voor de algemene kartografie ook historisch een grote rol gespeeld hebben, ook hier het voortouw geno- men hebben en tot een reeds verregaande integratie, stan daardisatie en homogenisatie gekomen zijn voor hun toepas singen. We vonden het dan ook logisch bij megrin om voor het PETiT-project, gebruik te maken van een aantal verwor- ven integratie-inspanningen die op het vlak van de samen werking in de militaire kartografie reeds verworven waren. Gelet op dit alles zou het dus niet getuigen van wijs en zui- nig beleid mocht de Europese Commissie van oordeel zijn om met al deze zeer belangrijke inspanningen van de lidsta- ten gewoon geen rekening te houden en de oplossing van kartografische problemen op het Europees vlak opnieuw van nul op te starten door, zoals sommige suggereren, ge bruik te maken van de toekomstige generatie van ruimte- beelden met hoge resolutie. Consequenties van het PETIT-project We kunnen in dit beperkt bestek niet ingaan op alle argu menten die tegen een dergelijke benadering geformuleerd 1999-XXV-3 kunnen worden, maar het ontbreekt niet aan argumenten om aan te tonen dat, economisch gezien, het sneller en goedkoper zal uitvallen om bestaande geografische datasets, die wetenschappelijk geparameteriseerd zijn, te homogeni- seren en te integreren dan voor het ganse Europese grond- gebied opnieuw te vertrekken van nul met de zeer dure en moeizame operatie van informatiegaring en -verwerking. Het is met andere woorden niet aangewezen het werk te herbeginnen dat in alle lidstaten reeds gedurende decennia of eeuwen in regime aan de gang is en waarvoor de geogra fische instituten een officieel mandaat hebben van hun res- pectievelijke regeringen en waarvoor ze overigens ook door hun regeringen ruim gesubsidieerd moeten worden. Het is hier niet overbodig te verwijzen naar de verplichting voor de officiele kartografische instituten om de universele dienstverlening in hun sector te verzekeren en het feit te onderstrepen dat een dergelijke universele dienstverlening met kwaliteitsproducten voor gans het grondgebied onmo- gelijk op een kostendekkende basis kan gebeuren. Dit maakt dat in alle landen het verlenen van staatssubsidies voor deze soort opdracht absoluut noodzakelijk is en ook zal bijven in de toekomst. Door elke andere aanpak op Eu ropees vlak riskeren de lidstaten dezelfde gegevens uiteinde- lijk tweemaal te financieren namelijk eenmaal zelf en een- maal via de Europese financiering. Dat brengt ons bij een ander juridisch aspect met betrekking tot het gebruik van geografische informatie. Het is met name evident dat de beschrijving van het grondgebied van de lid staten, dat gebruikt zal worden voor toepassingen op het ni- veau van de Europese Unie, een officieel karakter zal moeten hebben. Inderdaad zal de georeferentiering van bepaalde be- leidsaspecten van de Unie vaak van groot politiek en finan- cieel belang zijn voor de lidstaten. De datasets waarop deze georeferentiering zal gebeuren moet derhalve een officieel ka rakter hebben om te vermijden dat er een permanente sfeer van mogelijke betwistingen zou gecreeerd worden. Dit potentieel geschilpunt wordt uit de weg gegaan wan- neer, zoals het bij de MEGRiN-aanpak voorzien is, de basis- data van de lidstaten geleverd en geactualiseerd worden door een officieel organisme dat, zoals megrin, daarvoor gemandateerd is door de respectievelijke regeringen. Er zal met andere woorden conform het subsidiariteitprin- cipe een akkoord tot stand moeten komen tussen de lidsta ten en de Europese Commissie, met betrekking tot de offi ciele basisdata van elke lidstaat. Op termijn zal de Europese Unie, voor de werking in regime, bij een van haar diensten, die ze daarvoor de opdracht en de middelen zal moeten ge- ven, een aantal homogene gei'ntegreerde officiele basisdata- sets voor toepassingen in de verschillende schalengamma's moeten beschikbaar houden zowel voor haar eigen toepas singen als voor die van haar burgers. Op deze referentiedata, die een getrouwe homogene driedi- mensionele weergave moet zijn van de fysieke uitzicht van elk grondgebied van de lidstaten, kan men dan, via projec ten, allerlei mogelijke toepassingen genereren die nodig zijn om de goede werking en een coherent beleid van de Euro pese Unie en haar diensten toe te laten. De opstelling van deze thematische datasets kan dan toevertrouwd worden, ofwel aan publieke instellingen of aan prive-operatoren en dit volgens de regels van de vrije markt. Het is dus geens- zins de bedoeling vanwege de publieke Organismen om deze sector te monopoliseren. Voor deze thematische projecten zal de commissie dus per- fect de mededinging kunnen laten speien, zodanig dat ze 14

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1999 | | pagina 16