KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I999-XXV-4
lende soorten ruimtelijke gegevens en de hiermee gepaard
gaande be/verwerkingen niet (virtueel) zouden moeten in
tegreren of tenminste sterkere banden met elkaar zouden
moeten onderhouden. Deze vraag kan men 00k stellen met
betrekking tot de beroepsverenigingen alsook de kaarten-
verzamelingen van bibliotheken en archieven. Er zijn ont-
wikkelingen die aangeven dat verenigingen, die zieh bezig-
houden met ruimtelijke data, elkaar gaan overlappen of de
mogelijkheid gaan bezien om federaties aan te gaan. Wan-
neer we de ontwikkelingen binnen het Alexandria Library
Project4) bekijken zien we een vergaande integratie van bi
bliotheken (ucla, loc, agi enz.), bronhouders (usgs, NASA,
nima, spot enz.) en ontwikkelaars van hard- en Software
(dec, esri, Microsoft, Hughes enz.).
Vanuit dit perspectief gezien was het bevreemdend dat The
IFLA '98 digital map librarian Workshops, georganiseerd door
de ifla Section of Geography and Map Libraries in samen-
werking met esri, zo weinig weerklank vond dat deze
moest worden afgeblazen. Dit betekent voor de körte ter-
mijn dat de meeste kaartbeheerders in Europa, met uitzon-
dering van die in Groot-Brittannie en Scandinavie, deze
technologie, die in de toekomst waarschijnlijk overheersend
zal zijn in de geografische bibliotheek, niet zullen beheer-
sen. Mogelijk kan de schade ingeperkt worden wanneer de
Europese werkgroep voor Kaartbeheer erin slaagt bij haar
volgende conferentie in 2000 in Kopenhagen alsnog een
cursus te organiseren.
Een ander siecht voorbeeld is de angst van kaartbeheerders
om eventueel Gis-technologie toe te passen op oudere docu-
menten. Wanneer oude kaarten gescand worden kunnen
Gis-instrumenten onder andere gebruikt worden voor ex-
tractie (toponiemen e.d.), vectoriseren (bijv. administratieve
of choropleet kaarten), creatie (bijv. het integreren van ad
ministratieve kaarten met statistische gegevens), overlays
(om bijv. bepaalde staten te vergelijken) enzovoort. Vreemd
genoeg neemt niet een Britse bibliotheek deel in The Great
Britain Historical GIS Programme6> en dit soort programmas
zullen zieh mettertijd meer ontwikkelen.
Wanneer kaartbeheerders niet vrijwillig het initiatief nemen
om deze nieuwe technologie te omarmen wordt het wel
zeer moeilijk om in de (nabije) toekomst het bibliotheek-
management over te halen de benodigde digitale infrastruc-
tuur te bouwen waarbinnen we in de toekomst waarschijn
lijk dienen te werken en die ons tevens beter in Staat zal
stellen om samen te werken met andere verzamelingen.
Veranderende werkzaamheden
De standaard werkzaamheden bij kaartverzamelingen in het
analoge tijdperk zijn/waren:
Acquisitie
Ontsluiting
Conservering
Collectiebeheer
Publieke dienstverlening
De meeste van deze werkzaamheden zijn geaggregeerd in de
funetie van een enkele kaartbeheerder. Heiaas wordt het in
de toekomst alleen maar moeilijker wanneer we bezien hoe
de functionaliteit van bibliotheken in zijn algemeenheid zal
veranderen om berekend te kunnen zijn op de nieuwe elek
tronische media en de innovatieve manieren van informa-
tiegebruik. De vroegere basiskennis betreffende kartografie,
geografie en geschiedenis blijft bestaan. Om toekomstige
gebruikers van dienst te kunnen zijn zal er meer aandacht
besteed dienen te worden aan kennis met betrekking tot het
potentiele gebruik en de toepasbaarheid van bepaalde ruim
telijke gegevens in representationele processen. Een gedeelte
van deze kennis dient 00k gei'ncorporeerd te worden in de
elektronische catalogi, zodat gebruikers van tevoren de
bruikbaarheid van bepaalde datasets kunnen evalueren alvo-
rens deze verwerkt zal worden tot scherm- of hardcopy Out
put.
Hieruit volgt dat de standaard werkzaamheden bij kaartver
zamelingen in het digitale tijdperk waarschijnlijk zullen
zijn:
Studie, Studie, Studie (education permanente)
Acquisitie
Analyse
Ontsluiting
Conservering
Collectiebeheer
Publieke dienstverlening
Representatie van digitale gegevens
Met andere woorden: Map curatorship comes closer to 'geoin-
formatics, that is a diseipline concerned with the modelling of
spatial data and the processing techniques in spatial informa-
tion Systems. Modern developments in these fields show that
data acquisition and processing are becoming more and more
closely related. [Molenaar, 1998]
Conclusie
Een van de toekomstige taken van kaartbeheerders zal die
nen te zijn het in stand houden van de mogelijkheid om
ruimtelijke visuele representaties te evalueren op hun ratio-
nele alsook zintuiglijke aspecten. Zij die goed zijn in het
creeren van visuele ruimtelijke representaties dienen gebrui
kers te helpen bij het zoeken naar die expressies die tenmin
ste hetzelfde resultaat opleveren als wat gewoon was in het
analoge tijdperk. Gezien de huidige en toekomstige finan-
ciele middelen dienen bibliotheken (en in dit geval kaart
verzamelingen) mee te werken aan het creeren van nationa
le digitale ruimtelijke infrastrueturen en met 'uitgevers' van
digitale gegevens overeenkomsten te sluiten voor gedistribu-
eerde licenties op gegevens en verwerkingprogramma's, zo-
als nu bijvoorbeeld al gebeurt in Groot-Brittannie onder
chest7). Daarnaast denk ik dat kaartbeheerders dienen te
lobbyen voor visuele digitale geografische interfaces, geba-
seerd op geografische coördinaten. Gebied zal waarschijn
lijk altijd de voornaamste zoekingang zijn om ruimtelijke
gegevens te lokaliseren, maar woordthesauri of alfanumerie-
ke classificaties zullen altijd arbitrair blijven. De visuele di
gitale geografische interfaces zullen het 00k mogelijk maken
om op een combinatie van gebied en onderwerp te zoeken
omdat de in de interface gebruikte kaarten zowel topogra-
fisch als thematisch kunnen zijn [Smits, 1998].
Ofschoon het voor de hand liggend lijkt, dienen bibliothe
ken zieh er van bewust te zijn dat het archiveren van digita
le gegevens in een enkele bewaarplaats deze kwetsbaar ma
ken, vooral door technische gebreken. Spiegelarchieven zijn
noodzakelijk, zelfs wanneer alleen binnen hetzelfde insti-
tuut gewerkt kan worden.
Bij analoge gegevens wordt meestal 00k de context bewaard
waarbinnen deze gefunetioneerd hebben. Bij digitale gege
vens is dit minder voor de hand liggend, omdat de gepro-
dueeerde objecten meestal virtueel van aard zijn en alleen
8