Jr'ÄS
x\'r, w t ffyz^
Aantrekkingskracht van het landschap
V ED 200 300
S 1' J r mrt
-tmpiF-
4e stap, rf 0,53%
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
I999-XXV-4
kan worden als een bijna continu bereikbaarheidsopper-
vlak. Voor de ruimtelijke ordening op nationaal niveau kan
men met betrekking tot de vereenvoudiging van de uit-
gangspunten volstaan met een verkeersknooppunt per ge-
meente. Elk knooppunt krijgt als attribuut de reistijd naar
het dichtstbij gelegen element van de infrastructuur. Op ba-
sis van deze knooppunten wordt het ruimtelijk model van
de bereikbaarheid geinterpoleerd en in kaart gebracht.
De verschillende interpolatieprocessen voor op puntlocaties
betrekking hebbende eenheden kennen specifieke voor- en
nadelen. Die zijn mede afhankelijk van de dichtheid en de
verspreiding van de steunpunten, het aantal en de amplitu-
de van de waardeveranderingen per oppervlakte-eenheid
('reliefenergie'), de verhouding tussen de resolutie van de
oorspronkelijke gegevens en van het ruimtelijk model, en
nog van andere parameters [Rase, 1998]. Voor de bereke-
ning van het ruimtelijk model van de bereikbaarheid wor-
Figuur 3. Iteraties
met testgegevens
(rf= restfout).
Figuur 4. Ruimte
lijk model van de
aantrekkingskracbt
van het landschap.
«iL.
Indicatorwaarde voor
de aantrekkingskracht
van het landschap
400 of meer
S m 300-400
100-200
50-100
minder dan 50
den de procedures van de gewogen ge-
middelden [Shepard, 1968] en de
spline-curves in driehoekige grids
[Renka, 1996; Späth, 1991] toegepast.
De door de keuze van de procedures
veroorzaakte verschillen tussen de ge-
genereerde oppervlakken zijn voor de
hier gebruikte gegevens slechts voor
specialisten zichtbaar.
Figuur 2 is een isolijnenweergave van
het ruimtelijk model van de tijdsaf-
standen van elke gemeente tot het
dichtstbij gelegen intercitystation van
het kernnet van de Duitse spoorwe-
gen.
Interpolatie op basis van op oppervlak
ken betrekking hebbende gegevens
De interpolatieprocedures die ontwik-
keld zijn voor punten of lijnen worden
00k toegepast voor gegevens die op
oppervlakken betrekking hebben.
Daarbij wordt de waarde voor elke po-
lygoon betrokken op een geometrische
plaatsvervanger, zoals bijvoorbeeld een
zwaartepunt, dat samen met de attri-
buutwaarde dient als steunpunt voor
de constructie van het ruimtelijk mo
del. Door het inkrimpen van de poly-
goon tot een punt treden er enkele
problemen op bij de interpolatie van
op oppervlakken betrekking hebbende
gegevens [Rase, 1998]. Met name het
volume boven de telgebieden gaat
daarbij verloren. Personen die in het
ene telgebied geteld worden mögen bij
interpolatie van het continu verlopend
ruimtelijk model bijvoorbeeld niet
toegerekend worden aan een ander tel
gebied. Dit probleem is vergelijkbaar
met dat van erosie van het aardopper-
vlak: op kwetsbare plaatsen wordt ma-
teriaal weggeerodeerd, en met het hier-
mee gegenereerde 'puin' worden de da-
len opgevuld. Bij op punten gebaseer-
de interpolatieprocedures kan men
deze erosie niet verhinderen, laat staan
onderzoeken. Zoals bij op punten en
lijnen gebaseerde gegevens de hoogte-
waarden in het verloop van het ruim
telijk model behouden moeten blijven,
zo moeten 00k bij op polygonen be
trokken gegevens de bij elk telgebied
behorende volumes volstrekt behou
den blijven.
Tobler [1979] heeft een procedure voor
de constructie van continua uit op po-
lygonen betrokken gegevens voorge-
steld, die hij pyknophylaktische inter
polatie noemde (het griekse woord
pyknos betekent lichaam of dichtheid,
en phylax betekent wachter; de combi-
natie betekent dus 'de dichtheid bewa-
gegevens
Oorspronkelijke
1e stap, rf 6,31%
2e stap, rf 1,49%
6e stap, rf 0,39%
5e stap, rf 0,44%
3e stap, rf 0,73%
7e stap, rf 0,36%
14