Inwoners 1997 KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 1999-XXV-4 kend', ofwel 'volumegetrouw'). Het al- goritme voor de pyknophylaktische in- terpolatie bestaat uit twee globale sta dial 1. de telgebieden, of liever de prismas boven de telgebieden worden opge- splitst in kleinere eenheden. De som van de volumes van alle kleinere eenheden van een telgebied is gelijk aan het volume van het oorspronke- lijke prisma. 2. de hoogte, en daarmee het volume van elke deelprisma wordt zö veran- derd dat een continue overgang ont- staat aan de grenzen van de telgebie den. De daardoor ontstane afwijkin- gen in het feitelijke volume van elke eenheid worden zo over de deeleen- heden verdeeld dat het oorspronke- lijke volume voor het telgebied weer wordt verkregen. Deze stap wordt net zo vaak herhaald totdat een be- paalde voorwaarde voor het afbre- ken van de iteraties wordt vervuld. Figuur 3 toont het verloop van een ite- ratie met testgegevens. De restfout (de afwijking van een ideale continui'teit) neemt zeer snel af. Tussen de 5e en je iteratie kan men visueel nauwelijks nog verschillen waarnemen. Door het simuleren van de polygoon- grenzen met die van een regelmatig grid ontstaan kwantificeringsfouten die elkaar vereffenen, maar die in af- zonderlijke gevallen tot locale Proble men kunnen leiden. Wel is het zo dat de fouten minder worden naarmate de mazen van het grid groter worden. Wanneer de mazen te klein zijn heeft de procedure de neiging te resulteren in vlakke hoogvlakten, hetgeen niet al- tijd gewenst is. In een onregelmatig driehoeksnet (tin) kunnen iijnvormige dementen tot de gewenste mate van nauwkeurigheid behouden blijven. Daarom wordt de procedure van de pyknophylactische interpolatie 00k toegepast bij het modelleren van op- pervlakken in een onregelmatig drie hoeksnet, waarbij men tevens met bar- rieres rekening houdt [Rase, 1999]. De verschillende stappen bij deze proce dure zijn in feite dezelfde als bij een regelmatig grid. Wel zijn de bereke- ningsprocessen wat complexer, omdat het toepassen van een aantal vereen- voudigingen in de algebra en de algo- ritmes, zoals dat bij regelmatige grids gebeurt, hier niet mogelijk is. Figuur 4 toont een ruimtelijk model dat gei'nterpoleerd is uit waarden voor een indicator voor de evaluatie van de landschappelijke aantrekkingskracht voor elke Kreis (bun- deling van gemeenten) [Irmen, 1994]. De indicator, die uit een aantal verschillende variabelen is samengesteld, moet het regionale potentiaal voor recreatie en toerisme weerge- ven. Figuur 5 toont een ruimtelijk model van de bevolkings- dichtheid, dat gei'nterpoleerd is uit de inwonertallen van de verschillende ruimtelijke ordeningsgebieden van Duitsland. Dit ruimtelijk model is het driedimensionale continue equivalent van de choropleeth in ßguur 1. Om misverstan- den te voorkomen: het ruimtelijk model geeft niet de feite lijke verdeling van de bevolking weer, maar is een conceptu- eel model dat beantwoordt aan de behoeften voor analyse en besluitvorming in de kleinschalige ruimtelijke ordening. Als het zou gaan om een werkelijkheidsgetrouwe weergave van de bevolkingsdichtheid dan had men veel kleinere een heden gekozen, bijvoorbeeld gemeenten. Weergave van de ruimtelijke modellen In de figuren zijn een aantal van de belangrijkste methoden van weergave van immateriele ruimtelijke modellen toege past. Een uitvoerige beschrijving van de technische bijzon- derheden en de specißeke voor- en nadelen van de verschil lende methoden vindt men bij Rase [1998] In de figuren 2 en 5 zijn de ruimtelijke modellen weergege- ven aan de hand van lijnen van gelijke afstand van het refe- rentievlak. In figuur 2 zijn dat isochronen, dus lijnen van gelijke afstand in de tijd van een gemeente tot het dichtst- Figuur5. Continu bijzijnde intercitystation. In thematische kaarten worden de verlopend ruimte- vlakken tussen de isolijnen vaak met een tint opgevuld, ten lijk model van de einde duidelijker aan te geven tot welke klasse een gebied bevolkingsdichtheid hoort; dat is geeffectueerd in de figuren 2, 4 en 5. Bij toe- van Duitsland (op passing van die techniek is het niet nodig om de waarden basis van ruimtelij- van de isolijnen in die lijnen zelf aan te geven. ke ordeningsgebie den). Met tintverschillen aangevulde isolijnenkaarten hebben het Inwoners per km2 minder dan 100 15

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1999 | | pagina 21