KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 2000-XXVI-I bruikt worden. Een van de rwee catego- rieen wordt gekozen als uirgangspunt. Bij toepassing van een erosiefilter wor den alle randcellen van de betreffende categorie verwijderd. Door deze proce- dure een aantal malen te herhalen, ver- dwijnen kleine eilanden en zeer smalle gebieden. Hierna wordt de groeifilter een aantal malen toegepast. Daarbij wor den weer randcellen toegevoegd aan de (geerodeerde) categorie. In figuur 5 wor den de resultaten vergeleken van het drie keer herhalen van eerst erosie en dan groei op de landcellen, daarna op de zee- cellen. Het is duidelijk dat deze methode de relatieve verhouding land zee verän dert. In het geval van land als basis ver- dwijnen de kleine eilanden (en smalle landtongen) als gevolg van erosie, waar- door er minder 'kernen' zijn voor het groeiproces. Om dit effect te corrigeren moet de groeiprocedure vaker herhaald worden dan het aantal keer dat de ero- sieprocedure daarvoor is uitgevoerd. En daarom worden de landgebieden die nog overblijven groter dan zij oorspronkelijk waren. En dit komt de generalisatie niet ten goede. 'Buffering' is een vaak toegepaste Gis- procedure. Het kan de basis vormen van een generalisatiemethode. In het onder- zoek werd de kustlijn van Chili eerst ge- rasterd (met 500 meter cellen), daarna werd een buffer gemaakt van een cel breed aan beide kanten van de kust. Deze Figuur 6 - a. Een buffer van een cel links en rechts van de kustlijn; b. herclassifi- catie van cellen bin nen de buffer. cellen werden geclassificeerd als 'ongedefinieerd' in een kopie van het oorspronkelijk binaire bestand (figuur 6a). De laatste stap was het herclassificeren van elke ongedefinieerde cel, zoda- nig dat deze de klasse krijgt van de dichtstbijzijnde gedefinieer- de cel (figuur 6b). Het resultaat is een generalisatie. Hoe breder de buffer wordt gemaakt, hoe sterker de generalisatie. De 'moving aggregator' methode Bij het aggregeren van rastercellen is het mogelijk om het aan tal oorspronkelijke cellen in elke klasse binnen de nieuwe, gro- tere cel op te teilen. Met de binaire gegevens van Chili, en een aggregatiefactor van 5, moet dit resulteren in een getal tussen o en 25 voor land. Deze cijfers kunnen weergegeven worden door grijswaarden (figuur 7b). In de standaardtoepassingen van aggregatie wordt echter de meerderheidsklasse gekozen (fi guur 7c). Als de aggregatieprocedure bij een andere cel begint (waardoor het grovere raster als het wäre verschuift), verschilt het resultaat (figuur 7d). Het verschuiven van het beginpunt vormt de basis van het 'moving aggregator' algoritme. Dit is makkelijk te realiseren binnen ilwis, het Gis-pakket dat werd gebruikt voor dit on- derzoek. Als de mogelijkheid niet stan- daard aanwezig is in een pakket, dan kan deze geprogrammeerd worden. Bij een 5 x 5 aggregatie zijn er 25 unieke begin- punten, dus 25 verschillende aggregaties mogelijk. Voor elke oorspronkelijke cel wordt bijgehouden hoe vaak hij fungeert als component van een nieuwe landcel - op meerderheidsbasis - in elk van die 25 aggregaties. Het resultaat levert een cijfer op dat kan varieren van o tot 25 (zie de grafische weergave daarvan in figuur 8a). Deze techniek verwijdert automatisch alle ge'isoleerde eilanden en meren met een oppervlakte van minder dan 13 oor spronkelijke cellen, omdat een dergelijke groep nooit een meerderheid kan vor men binnen een geaggregeerde cel. Zeer smalle landtongen en zeearmen vallen 00k weg. Er kan een binair beeld wor den gemaakt door een drempelwaarde te kiezen. Bij de figuren 8b en 8c werd een drempel van >13 gekozen, waardoor nau- we zeearmen nog openblijven. Kleine ei landen worden nog kleiner. Figuur 7 - Toepassing van erosie (drie keer) en groei (drie keer) met land als basis (links) en zee als basis rechts). Een gegeneraliseerd beeld kan 00k op een andere manier worden gemaakt uit de gegevens in figuur 8a. Alle cellen met 15

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2000 | | pagina 17