m 25 KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 200Q-XXVI-I zin op een rijtje gezet. Het zijn ofwel foutieve toepassingen van de grafische symboolleer ofwel het zijn voorbeelden van niet-optimaal gebruik van de statis tische of semiologische mogelijkheden om tot goede, vlot leesbare, makkelijk te memoriseren en correct interpreteerbare kaartbeelden te komen. AI te dikwijls worden de leesbaarheid en de overzichtelijkheid van choropleten- kaarten op de helling gezet door het ge bruik van een overdreven aantal tintklas- sen. Bertin spreekt van een beperking tot vijf klassen voor zonale inplantingen. Andere auteurs menen dat dit nog iets meer mag zijn, maar voor de praktijk zou ik toch voor maximum vijf pleiten, gezien de soms optredende variaties in de vetheid van het inkten tijdens het drukken. De opvulling van de klassen gebeurt nog te zeer door vormrasters of kleuren, daar waar alleen tinten of rasterstructuur ('grain') gebruikt kan worden. Bij de voorstelling van absolute aantallen in figuratieve kaarten is alleen het ge bruik van de beeldveranderlijke grootte ('taille') toegestaan en geenszins verschil- lende vormen, wat men jammer genoeg nog te zeer dürft doen. Een mooi voor- beeld hiervan Staat bij Geels [1988, fi- guur 2]. De legenda-opstelling van een chorople- tenkaart mist al te vaak klaarheid en effi- cientie. Naast de optie van het aantal klassen, laten de keuze van de klassen- grenswaarden en de grafische opvulling van die klassen dikwijls te wensen over. Te zeer veronderstelt de kaartredactie bij de klassenindeling - zowel bij analoge als digitale verwerking en met al dan niet softwarematige beslissingsmogelijkheden - dat de kaartgebruiker voldoende statis tisch onderlegd is. Er zijn meestal vele manieren om de reeks data in klassen in te delen: met gelijkmatige en vaste inter- vallen, met rekenkundige, meetkundige of logaritmische verdelingen, met per- centielen, standaarddeviaties, Z-scores enz. (figuur 3 en 4). Gebeurt dit automa tisch dan heeft men heel dikwijls te ma- ken met onzinnige klassengrenzen, die vaak te gedetailleerd zijn en aldus wel eens de schijn geven van valse nauwkeu- righeid (figuur 4). Ronde klassengrenzen memoriseert men veel beter dan waar- den met komma's en decimalen. Wat moet men denken van een bevolkings- dichtheid van 384,78 personen per km2? Soms vergeet de kartograaf dat volkstel- lingsgegevens maar tot op 10% na nauw- Figuur 4 - Heel wat kartografische Software (Mapinfo, Idri) biedt de mogelijkheid een keuze te maken tussen verschillende statistische klassengrensbepalingen en berekent die grenzen meteen. Zo komt men tot uitwerkingen zoals op bijgaande voorbeelden uit Cartography van M.J.Kraak en F.J.Ormeling [1996, p.146]. Het memoriseren van de klassengrenzen laat in elk voorbeeld te wen sen over. Een afgerondgetal dat daarbij slechts eenmaal vermeld wordt ter hooge van de klassen- grenslijn in de legenda (zie bijgevoegde cijferwaarden 1000, 3000, 4000 en 6000, respectievelijk 40, 190, 600 en 2400 in de rechterkaartjes B en D) zou dit memorisatieproces heel wat versnellen. Het kaartlezen zou nog efßcienter (logischer) gebeuren als de lagere waarden 00k laagstaan in de kaart- legenda en de hogere waarden hoog, hetzij bovenaan aan de rij legendavakjes. Met andere woorden de rangorde omkeren zoals de bijgevoegdepijl bij de rechterfiguurtjes aangeeft. keurig zijn! Bij de voorbereidende gegevensverwerking kan men best met allerhande statistische methodes werken om de beste klassenverdeling te bepalen, maar in de kaartlegenda ge bruikt men beter afgeronde cijferwaarden (in de omgeving van wat men statistisch vastlegde) met duidelijke en voor de moda le kaartlezer verstaanbare eenheden. De figuren 3, 4 en 5 illus treren dit wonderwel. Waarom niet bij onzekerheden de klas sengrenzen laten schommelen of zelfs laten overlappen om al dus een compacter en beter memoriseerbaar kaartbeeld te krij- gen? Figuur 5A drukt dit grafisch zeer mooi uit! Als men waarden van laag naar hoog uitzet in de legenda (cho- ropleten- en isolijnenkaarten), plaats dan de läge waarden 00k grafisch laag, dit is onderaan in de legendaruimte, en de hoge waardevakjes hoog of bovenaan de kolom legendevakjes (fi guur 4 en 5). Bij de constructie van kartogrammen, maar 00k van histo- grammen, grafieken en tijdreeksen, gebruikt men liefst gewone lineaire reeksen (waar het kan) om geen optisch bedrog te creeren. Dit bedrog of valse indruk wordt zo dikwijls toegepast bij histogrammen en tijdsverdelingen waarbij het onderste ge- deelte weggelaten wordt, om zogezegd de evolutie van het ver- schijnsel beter tot uiting te brengen. geometric Rr~] 10- 39 39" 154 154- 607 607-2384 2 iOO geon 2384 - 9368 equal 10-1842 1842-3753 lä, 3753 - 5625 56257496 74969368 arithmetic 10- 634 634-1881 1881 -3753 37536248 62489368 quantile 1000 3000 4000 6000 10" 708 708 - 2967 2967-4241 4241 - 5925 5925 - 9368

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2000 | | pagina 27