1
Reeks
Exploratie-
taken
Identificatie
Kort
Verandering?
Welke ontwikkeling?
Langer
Welk proces?
Trend?
Veranderingen?
Anomalieen?
Relaties oorzaken?
Anomalieen?
Vergelijking
LL
7
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
2000-XXVI-I
toepasbaar zijn op een breed scala van
verschijnselen (unieke koppelingen
tussen individuele verschijnselen en re-
presentatievariabelen zijn niet te ver-
wachten);
worden uitgedrukt in algemene ter-
men die bij experts specifieke kennis
over dynamische verschijnselen kun-
nen oproepen;
zieh beperken tot veranderingen die
visueel te exploreren zijn;
de temporele component expliciet mee-
nemen in de beschrijving.
Eerder is al geconstateerd dat specialis-
ten gei'nteresseerd zijn in anomalieen,
Processen, relaties, oorzaken en trends.
In verband daarmee zijn een aantal ba-
sisvragen te onderscheiden, die deels
kunnen worden gesteld aan een betrek-
kelijk körte reeks beeiden van (meestal
recente) veranderingen, en deels gericht
zijn op längere tijdreeksen, waarin ook
minder recente beeiden worden betrok-
ken (in het vervolg aangeduid met res-
pectievelijk 'körte reeks' en 'längere
reeks'). Vragen die een rol speien bij vi-
suele exploratie van een körte reeks zijn:
Is er enige verandering?' En als er een
bekend proces aan de gang is: 'Wat zijn
de ontwikkelingen?' Maar ont nieuwe
Processen of trends te kunnen ontdek-
ken zal over het algemeen bestudering
van längere reeksen nodig zijn. Deze ba-
sisvragen maken identificatie van de geo
metrische, thematische en temporele ka-
rakteristieken van veranderingen moge-
lijk (figuur 3). Naast identificatie is ver-
gelijking van karakteristieken van geo-
grafische fenomenen een taak die onder-
steund wordt door visuele exploratie
[MacEachren, 1995]. Vergelijking kan
slaan op verschillende verschijnselen
(bijvoorbeeld vegetatie en regenval), of
op eenzelfde verschijnsel in ruimte of
tijd (resp. vegetatie op twee plaatsen, en
in twee groeiseizoenen). 'Zijn er veran
deringen?' en 'Zijn er anomalieen?' zijn
basisvragen die gericht kunnen worden
aan körte reeksen. De laatste vraag kan
ook worden gesteld bij längere reeksen.
Daarnaast zijn vragen naar mogelijke re
laties en oorzaken relevant [zie o.a. East
man et al., 1995; Groten Ilboudo,
1996; Yuan, 1996].
Gezien de vragen en taken die een rol
speien bij monitoring, wordt veronder-
steld dat de volgende karakteristieken
van dynamische verschijnselen van be
lang zijn:
het verschijnen van nieuwe fenome
nen;
het verdwijnen van bestaande fenome-
'1
Figuur 3 - Monito- geometrische, thematische en temporele veranderingen;
ringvmgen en de ruimtelijk-temporeel gedrag in körte reeksen;
relatie met visuele ruimtelijk-temporeel gedrag in längere reeksen.
Ruimtelijk-temporele karakteristieken
Een aantal reeds bestaande karakteriseringen van ruimtelijk-
temporele verschijnselen is onderzocht op bruikbaarheid voor
het hier beschreven onderzoek. Er is echter geen enkele classi-
ficatie gevonden die aan alle in de vorige paragraaf genoemde
voorwaarden kan voldoen.
De belangrijkste bezwaren zijn als volgt samen te vatten:
Sommige classificaties zijn bedoeld om gegevens te ordenen
voor opslag in een datamodel; ze beschrijven de veranderin
gen die relevant zijn voor monitoren niet volledig in een gra
fisch model. Dergelijke classificaties kennen gedetailleerde
overgangen van de ene fase naar de andere, en vaak is er spe-
cialistische kennis nodig om onderscheid te kunnen maken
tussen karakteristieken zoals creeren, genereren, re'incarneren
enz. [zie bijv. Hornsby Egenhofer, 1997].
In andere classificaties wordt onvoldoende aandacht ge-
schonken aan de temporele component [Dransch, 1995;
Eschenbach, 1998].
Tenslotte vallen er classificaties af omdat het onderscheid
tussen dynamiek over körte reeksen en längere reeksen niet
wordt gemaakt [Yattaw, 1999].
Maar op basis van deze classificaties en de parameters van
weergavetijd in animaties wordt hier een raamwerk van con-
cepten voorgesteld. Daarmee wordt getracht om de te indenti-
ficeren veranderingen in ruimte en in tijd in algemene termen
te karakteriseren. Daarnaast worden de algemeen ruimtelijk-
temporele patronen van veranderingen over längere reeksen
beschreven, en voor taken waarin vergelijking een rol speelt
wordt de relatieve overeenkomst gekarakteriseerd.
Ruimtelijke veranderingen (figuur 4)
De basisconcepten die worden voorgesteld om ruimtelijke ver
anderingen te beschrijven zijn:
Verschijnen/verdwijnen: komst van een nieuw/einde van een
bestaand verschijnsel (bijv. een tornado, een nieuwe vulkaan,