KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 2000-XXVI-2 1975 - I 983: de hink Reeds vöör het uitkomen van het rapport van de Commissie gbk zond Te Nuyl een voorstel aan minister Gruyters voor een eerste projectopzet voor het opdoen van ervaring: 40.000 ha op basis van de kadastrale kaart, 40.000 ha fotogrammetrie, samen 1,3 miljoen gülden in 1975. Hij wijst daarbij op het uit- gavenpatroon van de nutsbedrijven van 15 miljoen gülden per jaar. Na het vaststellen van het Koninklijk Besluit startte het Kadas- ter voortvarend met het eerste GBKN-project in Het Bildt in Friesland. In deze provincie was een duidelijke wil aanwezig bij de nutssector om aan de gbkn deel te nemen. Ook in an dere provincies werden initiatieven ondernomen om projecten van de grond te krijgen. Op 30 januari 1976 zond het Kadaster een brief aan de minister met een kostenraming. De totale kosten voor een naverkende kaart werden begroot op 150 mil joen gülden. De afname werd geschat op gemiddeld 4,2 afne- mers per kaart. Voor het opstarten van een project waren mi- nimaal 3 afnemers vereist. In de vckr was sprake van een terughoudende opstelling van zowel de vertegenwoordigers van de nutsbedrijven als de ge- meenten. De nutsbedrijven schrokken terug voor de grote in- vesteringen voor de conversie en waren in veel gevallen ook nog niet toe aan de conversie van hun leidingengegevens. Een systematische aanpak van de kaartvervaardiging was daardoor nog niet mogelijk. De gemeenten zetten vraagtekens bij de mogelijke voordelen en de financiele consequenties. Dit blijkt onder meer uit een nota van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (vng) aan haar leden op 30 maart 1979, waarin een terughoudende opstelling met betrekking tot de gbkn wordt geadviseerd. Niet alle gemeenten waren daar overigens gelukkig mee. Ook in de meeste pkc's was geen sprake van een koopkrachti- ge vraag. Het Kadaster werd als te bemoeizuchtig gezien en er ontstond in veel gevallen een stemming waarbij het Kadaster, dat zo graag de gbkn wilde, dan ook maar zou moeten op- draaien voor de kosten. Er kwamen slechts mondjesmaat wat projecten van de grond, vooral in Utrecht en Friesland. In Noord-Brabant was op initiatief van de pnem, het toenmalige elektriciteitsbedrijf, een kaartproduct in productie genomen met afwijkende specificaties: terrestrische opname van infor- matie in het wegpatroon en alleen de voorkanten van bebou- wing. In de wandeling werd dit de GBK-Brabant genoemd en ook wel de nietjeskaart. Deze kaart was in feite alleen bruik- baar voor leidingenregistrade. Om de belangstelling voor de gbkn te stimuleren zond de vckr op 22 maart 1978 een brief aan de minister van vrom, waarin een aantal knelpunten werden gesignaleerd: divergerende wensen leiden tot versnipperde opzet, het nut voor de afnemers is verschillend, problemen bij kostenverdeling, conversie van eigen gegevens van de afnemers vergt grote in- vesteringen, systematische vervaardiging en bijhouding is wenselijk. Voorgesteld werd een aantal proefprojecten te houden, ver- deeld over het gehele land om deze knelpunten nader te on- derzoeken. Op 8 juni 1978 ging de minister akkoord met een investering van 3 x 2,5 miljoen gülden voor proefprojecten ge- durende drie jaar. In een brief van 8 december 1978 aan de mi nister werd door de vckr een nadere uitwerking gegeven van de te onderzoeken aspecten: de productspecificaties met name voor wat betreft de kwaliteitseisen en de mate van naverken- ning; de kostenverdeelsleutel; de samenwerkingsvormen bij de bijhouding; inzicht in het gebruik. Er werden 16 proefprojecten geselecteerd voor de vervaardi ging en 6 voor de bijhouding, verdeeld over verschillende pro vincies. Per project werd een projectgroep ingesteld en voor de landelijke coördinatie werd een centrale kadastrale begelei- dingsgroep gevormd. In april 1982 werd het eindrapport van deze begeleidingsgroep uitgebracht aan de vckr. In dit rapport worden een aantal conclusies getrokken en aanbevelingen ge- daan. De voornaamste gebruikers zijn het Kadaster, de gemeenten en vier nutsbedrijven: waterleiding-, elektriciteits- en gasbe- drijven en de ptt. De gemeenten kunnen de kaart voor een scala van werkzaamheden gebruiken, voor de nutsbedrijven gaat het voornamelijk om de registratie en het beheer van leidingen. De eisen van de gebruikers lopen sterk uiteen. In het alge- meen stellen het Kadaster en de gemeenten hogere eisen aan inhoud en kwaliteit. De nutsbedrijven gaat het slechts om naverkende topografie in en längs het wegpatroon. Op grond van de gebruikerseisen is een gbkn gespecificeerd die voldoet aan de wensen van het merendeel van de afnemers: de GBKN-informatie wordt vrij volledig weergegeven in het wegpatroon en een selectie van de harde topografie wordt met een zodanige precisie afgebeeld dat informatie op een verantwoorde wijze kan worden toegevoegd. In het algemeen zal voor de vervaardiging worden uitgegaan van lotogrammetrie. Om redenen van efficiency dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van bestaand kaartma- teriaal. Een goede procedure van opsporing, melding en verwerking van mutaties is essentieel voor het handhaven van de actuali- teit. Gemeenten kunnen daarbij een belangrijke rol vervul- len. Tijdens de proefprojecten is veel aandacht besteed aan de kostencalculatie teneinde inzicht te kunnen verschaffen in de vervaardigings- en bijhoudingskosten. In de proefprojecten is steeds uitgegaan van een bijdrage van het Kadaster van 50% van de bruto vervaardigingskosten. In de meeste gevallen bleek de volgende verdeelsleutel voor de resterende 50% aanvaardbaar: gemeente 50%, vier nutsbe drijven ieder 12,5%. Omdat het Kadaster in principe net als de andere afnemers zijn aandeel moet baseren op het nut, is het de vraag of het aandeel van het Kadaster steeds op het- zelfde percentage moet worden gefixeerd. Intussen had de vckr reeds in 1977 een studiecommissie GBKN-Bestemmingsplannen ingesteld die begin 1981 haar rap port indiende. Een verplicht gebruik van de gbkn voor be- stemmingsplannen werd hierin afgewezen. In het rapport wordt wel aanbevolen in het kader van de proefprojecten de mogelijkheid van combinatie van de gbkn en de kadastrale kaart te onderzoeken. Op grond van de resultaten van de proefprojecten heeft de vckr in februari 1983 een advies uitgebracht met betrekking tot de vervaardiging, bijhouding en uitgifte van de gbkn [6], Dit advies bevat de volgende beleidsuitgangspunten. De vervaardiging dient gebaseerd te blijven op een duidelijk gebleken behoefte, die verschillend kan zijn naar inhoud en presentatie (marktbenadering). De fragmentarische werkwijze die de marktbenadering tot 8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2000 | | pagina 10