J PAVI L 1 w 1 I 9 KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 2QOO-XXVI-2 gevolg kan hebben, kan voor een be- langrijk deel worden ondervangen door levensvatbare projecten op te ne- men in door pkc's opgestelde meerja- renprogramma's met bijbehorende kostenraming. Voor het opstellen van provinciale meerjarenplannen zijn vaste afspraken over de kadastrale bijdrage en de kos- tenverdeling tussen de overige afne- mers van groot belang. De kadastrale bijdrage is gebaseerd op het nut voor het Kadaster en het algemeen over- heidsbelang. De integratie van gbkn en kadastrale kaart wordt door de overgrote meer- derheid van de afnemers afgewezen. De vraag naar digitale vervaardiging en gebruik neemt toe. Het merendeel van de afnemers is daar echter nog niet aan toe. Wel worden proefnemingen aan- gemoedigd. Tezelfdertijd kwam de Bestuurlijke Overleg Commissie Overheidsautomati- sering (boco) met een advies over de in- formatievoorziening binnen de overheid op het gebied van vastgoed, topografie en leidingen [7]. In dit advies zijn struc- tuurplannen opgenomen met betrekking tot vastgoedinformatie, respectievelijk topografie en leidingen. Tevens werd voorgesteld een adviesraad in te stellen die zieh bezig zou moeten houden met advisering over vastgoedinformatie in brede zin. Deze adviesraad zou tevens de taak moeten vervullen die volgens de bij het parlement ingediende Kadasterwet zou moeten worden vervuld door een Kadasterraad. Ook de taken van de vckr en de boco overleggroepen Vastgoedin formatie, en Topografie en Leidingen zouden daaronder moeten vallen. 1983-1992: de stap Het advies van de vckr werd overgeno- men door de staatssecretaris van vrom waardoor het Kadaster meer financiele ruimte kreeg om dit beleid uit te voeren. De pkc's kregen meer armslag om een eigen beleid te voeren. Er ontstonden in verschillende provincies meerjarenplan nen. In Friesland, Utrecht, Noord-Hol- land en Zeeland werden plannen ge- maakt voor de bedekking van het gehele grondgebied met de gbkn, waarbij de deelname van de betreffende gemeenten per project moest worden geregeld. In Noord-Brabant ontstond een samenwer- kingsverband tussen drie partijen, pnem, ptt en Kadaster voor de vervaardiging van een uitgeklede versie van de gbkn met uitsluitend informatie in het wegpa- troon. Dit produet kwam ook in Limburg in beeld omdat geen structurele bijdrage van gemeenten kon worden ver wacht. In Gelderland kwam geen provinciaal plan van de grond omdat de provincie een eigen productieplan had ge- maakt samen met enkele nutsbedrijven. In Zuid-Holland werd een plan gemaakt gericht op gebieden waar geen gemeentelijke kaarten beschikbaar waren en geen hermeten kadastrale kaar- ten. In Groningen en Drenthe kwam wel een projectenplan tot stand maar niet voor de gehele provincie. In sommige pro vincies kwamen de waterschappen als mogelijke deelnemer in beeld, evenals de kabel-tv bedrijven. De gedecentraliseerde aanpak leidde tot een pluriform GBKN-beleid met betrekking tot productspecificaties, kosten, kostenverdeling en bijhou- ding. Intussen was de rol van de vckr nage- noeg uitgespeeld. Als gevolg van het ad vies van de boco werd de voorlopige Raad voor Vastgoedinformatie (ravi) opgericht die de verantwoordelijkheid voor de gbkn zou overnemen (hguur 4). Bij Koninklijk Besluit van 24 april 1984 Figuur 4 - Logo werd de ravi formeel ingesteld als ad- RAVT. viesorgaan van de minister van vrom in zijn kwaliteit van coördinerend bewindsman voor de vastgoedinformatie. De door de ravi ingestelde Commissie Topografische Basisbestan den (ctb) nam de taken over van de vckr. Deze commissie hield zieh voornamelijk bezig met de meerjarenplanningen van de pkc's en daarnaast met onderzoek op het gebied van topo grafische bestanden [8] Op 25 november 1988 werd een studiedag gehouden over de gbkn waar de toenmalige visie van de drie belanghebbende sectoren van de gbkn - Kadaster, gemeenten en nutsbedrijven - werd gepresenteerd. Het Kadaster gaf bij monde van Koen [9] een helder beeld van het nut van de gbkn voor het Kadas ter als gebruiker. De ideeen over de afstemming van het kadas trale bijblad en de gbkn werden geconcretiseerd in twee be- leidsuitgangspunten: een gei'ntegreerde opbouw van een land- meetkundig-kartografische databank en gei'ntegreerde bijhou- ding van beide kaartseries. Het gemeentelijk standpunt werd verwoord door Boeije [10] die vanuit de visie op de gemeentelijke vastgoedinformatie- voorziening een pleidooi hield voor een meer centrale rol van gemeenten bij de vervaardiging en bijhouding van de gbkn. Het begin 1988 gepresenteerde Gemeentelijk Functioneel Ont- werp (gfo) zou de basis moeten vormen van de gemeentelijke geautomatiseerde vastgoedinformatievoorziening. Hij consta- teerde een tijdelijke stagnatie in de deelname van gemeenten aan de basiskaart omdat die ondergeschikt moet worden ge maakt aan de ontwikkeling van beleidsplannen voor de ge meentelijke vastgoedinformatievoorziening. De gbkn zou vol gens deze visie een afgeleide moeten worden van de gemeente lijke basiskaart! Hij ziet een centrale rol voor de gemeenten bij de bijhouding van de gbkn. De (afstandelijke) relatie tussen de nutsbedrijven en de gbkn werd verwoord door Pistorius [11]. Hij wees op het betrekkelij- ke belang van de nutsbedrijven bij de gbkn. De autonome op- stelling van Kadastervestigingen en pkc's leidden tot onge- wenste pluriforme kaarten in de verschillende regio's. Een meer centrale sturing werd wenselijk geacht. Deelname van ge meenten was lang niet altijd het geval waardoor een systemati sche realisatie werd bemoeilijkt. Hij vond dat het Kadaster c.q.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2000 | | pagina 11