KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 2000-XXVI-2 de Rijksoverheid in deze gevallen zou moeten voorfinancieren. Als gevolg van de ontwikkelingen in de automatisering zal er behoefte ontstaan aan een versnelling van de GBKN-productie. Het Kadaster bleef de initiatiefnemer en stimulator van de gbkn. Steeds meer echter kwamen de budgetten onder druk omdat het Kadaster van het ministerie opdracht had gekregen om uitgavendekkend te worden. De kadastrale bijdrage van 50% kwam daardoor ter discussie te staan. Uitvoerige studies en onderzoeken werden gedaan om het nut van de gbkn voor het Kadaster in geld uit te drukken. Steeds duidelijker werd dat een bijdrage van 50% lang niet voldoende was om het nut voor het Kadaster te dekken. Discussies in de pkc's om de bij drage van het Kadaster omlaag te brengen verliepen moei- zaam. In sommige provincies zoals Noord-Holland lukte het om het kadastrale aandeel terug te brengen tot 40%. De vertegenwoordigers van gemeenten bleven zieh terughou- dend opstellen omdat ze de invloed van het Kadaster te groot vonden. In het kader van de decentralisatie van Rijkstaken werd de gbkn als een gemeentelijke verantwoordelijkheid ge- zien. Tegelijkertijd echter bleek dat vele individuele gemeen ten niet de financiele ruimte kregen van het gemeentebestuur voor een structurele aanpak van de kaartvervaardiging. Men was gewend kaartvervaardiging als een onderdeel te zien van stadsontwikkelingsplannen en was er niet van te overtuigen dat een structurele kaartvervaardiging als lange-termijn-inves- tering zijn vruchten zou afwerpen. Nutsbedrijven zagen wel het nut van de gbkn voor hun leidin- genregistratie maar zagen veelal op tegen de conversie van hun leidingengegevens naar een nieuwe kaart. Ook was het moei- lijk een beleid te ontwikkelen als de gbkn niet binnen afzien- bare tijd beschikbaar zou komen voor hun gehele verzorgings- gebied. De nutsbedrijven bleven ijveren voor een uitgeklede gbkn waarin de gemeenten zieh absoluut niet konden vinden. Bovendien begonnen de mogelijkheden van de automatisering voor de leidingenregistratie zichtbaar te worden. De ontwikke- ling van automatiseringsplannen vergde veel tijd en geld waar- door men niet altijd toe was aan de ingebruikneming van de gbkn. Niettemin kwam de gbkn in een aantal provincies rede- lijk van de grond door de structurele deelname van de nutsbe drijven. De provinciale meerjarenplannen bleken daarbij een belangrijke Stimulans. In april 1990 bracht de ravi een rapport uit met een inventari- satie van de stand van zaken en ontwikkelingen op het gebied van de grootschalige basisbestanden [12]. Er werd een waslijst aan knelpunten opgesomd van technische aard (standaardisa- tie), met betrekking tot het gebruik (diversiteit produetspeeifi- caties), en op technisch-organisatorisch gebied (automatise ring, bijhouding). Ook werden knelpunten van bestuurlijke aard geconstateerd (afstemming vraag en aanbod, samenwer- king Kadaster - gemeenten, financiering en kostenverdeling). Vooral de financiering van het gemeentelijk aandeel en de waardering van bestaand kaartmateriaal bleek een probleem te vormen. Bij het Kadaster speelde de körnende financiele ver- zelfstandiging een grote rol waarbij het principe van kosten- dekkendheid bij de investeringen in de gbkn stringenter zou worden toegepast. In September 1990 stuurde het Kadaster een voorstel aan staatssecretaris Heerma voor een planmatige vervaardiging van de gbkn in een periode van 10 jaar. Als randvoorwaarden wer den genoemd: Kadasteraandeel niet hoger dan 40%, maximaal gebruik van goed kadastraal kaartmateriaal, hogere prioriteits- stelling voor de gbkn bij het Kadaster. Aan het einde van het jaar echter bleek dat het Kadaster een miljoenentekort had over het jaar 1990. Als medeoorzaak werd door de staatssecre taris de investering in de gbkn gezien. De staatssecretaris ge- lastte een forse ombuiging en liet blijken de gbkn niet als kerntaak van het Kadaster te zien. Hij kondigde aan dat het Koninklijk Besluit zou worden ingetrokken en dat de passages over de gbkn in de ontwerp Kadasterwet zouden worden ge- schrapt. Hij zag het Kadaster als een van de deelnemers in de gbkn en achtte deelname aan de GBKN-projecten alleen aeeep- tabel als het aandeel in de kosten aanzienlijk werd terugge- bracht, overeenkomend met het werkelijke kadastraal nut. Het Kadaster raamde dit uiteindelijk op 20%, gebaseerd op het ge bruik van de gbkn voor kaartvernieuwing. Op deze basis kreeg het organisatiebureau Twijnstra Gudde opdracht samen met vertegenwoordigers van de belangrijkste deelnemersgroepen een nieuwe samenwerkingsvorm te vinden, waarin de overheid niet meer zou partieiperen. Het overheids- belang werd daarmee tot nul geredueeerd. Na moeizame on- derhandelingen, waarbij vooral de kostenverdeelsleutel een knelpunt vormde, gingen de nutsbedrijven akkoord met een significant hoger aandeel in de vervaardigings- en bijhoudings- kosten. Dit leidde tot een rapport dat werd uitgebracht aan de staatssecretaris, waarin wordt voorgesteld dat een landelijke koepel wordt opgericht die een raamovereenkomst zal sluiten die het kader moet vormen voor overeenkomsten op regionaal niveau (Public-Private Partnersship: ppp). Het rapport ver- meldde een aantal essentiele beslispunten over produetspeeifi- caties, kostenverdeling, gebruik van bestaand kaartmateriaal, auteursrechten en verkoop aan derden. In de Structuurschets voor de vastgoedinformatievoorziening die door de ravi in 1992 werd uitgebracht [13] werd nauwelijks in- gegaan op de problematiek van de gbkn vanwege het lopende overleg tussen de betrokken partijen. Naderhand is dit als een ernstig gemis gevoeld omdat de gbkn een integraal onderdeel uitmaakt van de vastgoedinformatievoorziening. Eind 1992 werd door de betrokken partijen een Raamovereen komst Samenwerkingsverband gbkn getekend [14] met als doel het stimuleren van de vervaardiging en bijhouding van de gbkn door regionale samenwerkingsverbanden of onder eind- verantwoordelijkheid van zogenoemde zelfregistrerende ge meenten, teneinde de gbkn binnen een periode van 10 jaar ge- reed te hebben. De bestuurlijke rol van de ravi bij de gbkn was daarmee uitgespeeld. In de overeenkomst werd een richtinggevende afspraak ge- maakt over de kostenverdeling: 60% voor de nutsbedrijven, 20% voor het Kadaster en 20% voor de gemeente. De staatsse cretaris Steide eenmalig een bedrag van 10 miljoen gülden ter beschikking voor de kosten van het secretariaat en ter onder- steuning van de mogelijkheid van voorfinanciering indien een speeifieke gemeente niet zou deelnemen. Het meest opmerke- lijke aspect van deze overeenkomst is dat er twee wegen zijn om het gewenste doel te bereiken: de gezamenlijke vervaardi ging gestuurd door de samenwerkingsovereenkomst en de ver vaardiging door gemeenten. 1992-1999: de sprong Het Samenwerkingsverband gbkn (figuur 5) kreeg vorm door de instelling van een stuurgroep en een secretariaat. De uitge- 10

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2000 | | pagina 12