KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
2000-XXVI-3
wordt in de praktijk gebruik gemaakt van bodemkwaliteits-
kaarten. Om tot bruikbare bodemkwaliteitskaarten te komen
is een goed onderbouwde indeling in deelgebieden nodig. De
indeling in deelgebieden beoogt in ruimtelijke zin eenheden te
begrenzen die min of meer homogeen zijn wat betreft een aan-
tal kenmerken die naar verwachting invloed hebben op de bo-
demkwaliteit. Dat zijn de onderscheidende gebiedskenmerken.
Voorbeelden zijn:
historische bodembelasting, zoals overstromingsfrequenties,
overstromingsduur en aanslibbing (gebieden die vaak zijn
overstroomd zijn mogelijk meer verontreinigd);
onderscheid in grondsoorten, met behulp van bodemop-
bouw en geomorfologie.
De databank met beschikbare gegevens (waarnemingspunten)
over de bodemkwaliteit van de uiterwaarden wordt gecombi-
neerd met de kaarten van de verschillende onderscheiden ge
biedskenmerken. De aanwezige concentraties zeggen iets over
de gebiedseigen bodemkwaliteit van dat deelgebied. Met be
hulp van statistische toetsen kunnen deelgebieden met een
zelfde kwaliteit worden samengevoegd tot bodemkwaliteitszo-
nes. Hierbij worden puntverontreinigingen uitgesloten. Bin
nen een bodemkwaliteitszone is de bodemkwaliteit min of
meer homogeen. Elke zone bevat vele waarnemingspunten en
er is derhalve geen sprake van 'de' bodemkwaliteit in de Rijn-
takken uitgedrukt in een getal, maar van een verdeling van ge
halten die tezamen de gebiedseigen bodemkwaliteiten beschrij-
ven. De bodemkwaliteitskaarten laten voor het rivierengebied
dus zien welke bodemkwaliteit kan worden verwacht in be-
paalde zones van de uiterwaarden. Daarnaast geven de kaarten
informatie over de ligging van (potentiele) puntverontreinigin
gen en de risicogrenzen voor gebruiksfuncties. Feitelijk geven
de kaarten dus informatie die nodig is om de (verwachte) bo
demkwaliteit in een gebied te kunnen beoordelen.
Digitale bodem(kwaliteits)kaarten
De bodemkwaliteitskaarten zijn een belangrijk instrument voor
bodembeheer, en vormen vaak de basis voor vergaande (juridi
sche) beslissingen, zoals vergunningverlening en grondverzet.
Om deze reden is het belangrijk dat de kaarten worden vastge-
steld door het bevoegd gezag. De analoge kaart is echter de
weergave van een select deel uit een uitgebreide digitale set bo-
demgegevens uit een gis. gis en kartografie zijn hierin dus
slechts een hulpmiddel voor het op maat beschikbaar krijgen en
aanbieden van informatie uit beheerde gegevens. Tot enige jaren
terug werd de productie van de bodemkwaliteitskaart volledig
handmatig gedaan (inwinnen, verwerken, gegevensbeheer, pre-
senteren). De digitale beschikbaarheid zorgt tegenwoordig voor
meer interactie, een grotere toegankelijkheid (bijv. middels
internet en met gebruikmaking van grotere data-conversiemoge-
lijkheden) en meer consistentie (minder fouten en eenduidigere
computerondersteunde processen). De kaart is daardoor 00k dy
namischer geworden. Voor het presenteren van de bodem(kwa-
liteitsjkaart, op papier dan wel op beeldscherm, zou de kartogra
fie een belangrijkere rol kunnen vervullen. De visuele aspecten
worden door Gis-ers nog niet altijd naar waarde geschat; zij zijn
soms al tevreden als hun bewerkingen een 'plaatje' oplevert.
Juist in het kader van de communicatie-aspecten rond kaarten is
en blijff kennis over kartografie noodzakelijk, omdat niet alle
kartografische principes, en hun onderlinge samenhang, volledig
te automatiseren zijn. Toch hebben de kartografische mogelijk-
heden een ondergeschikte rol gespeeld bij de systeemkeuze, om
dat de beperkende factor meestal de gebruiker is.
Beleidsmatige keuze om te komen tot een systeem
Om de reden zoals hiervoor geschetst is vanuit de afdeling In
formatie Water in 1999 het initiatief gerezen om te komen tot
een bodemGis voor de 'natte' sector binnen rws directie Oost-
Nederland, waarbij afgestemd zou worden met de 'droge' sec
tor wat hun keuze zou zijn. Het interne onderzoek richtte zieh
in eerste instantie op de inventarisatie van bodeminformatie-
systemen. Hierbij werd deze term nog ruim ge'interpreteerd,
om geen Systemen te missen. Er is hierbij gebruik gemaakt van
een overzicht uit de vi-matrix1) dat uitgebreid en geactuali-
seerd is. De Systemen die onderzocht zijn, zijn bekeken op
functionaliteit en technische specificaties.
Om maximaal voordeel te behalen uit de investeringen die zijn
gedaan voor het verzamelen van bodeminformatie, is het wen-
selijk om alle verzamelde gegevens beschikbaar te hebben in
het bodeminformatiesysteem (of als onderdeel binnen een gro-
ter geografisch informatiesysteem Gis). Op deze manier is de
informatie voor iedereen bruikbaar. Vanuit verschillende doel-
stellingen en gebruikersgroepen is onderzocht wat de gewenste
functionaliteit en randvoorwaarden zijn voor gebruik binnen
de directie Oost-Nederland. Een algemene wens was dat het
informatiesysteem uit te breiden is met losse (modulaire) ex-
tensies. De overige functionele wensen zijn geclusterd in de
volgende groepen.
Invoer, opslag en uitvoer van
bodeminformatie
Voor de invoer, opslag en uitvoer van bodeminformatie moet
rekening worden gehouden met zaken als opslagformaat, uit-
wisselbaarheid, (relationele) databank, wettelijke regelgeving,
administratieve en ruimtelijke meta-gegevens. Om ervoor te
zorgen dat de ingevoerde informatie betrouwbaar is, zullen
voor iedere invoermodule (of laag) controlemechanismen ont-
wikkeld moeten (kunnen) worden. Op deze wijze voorkomt
men dat het systeem wordt vervuild met onjuiste informatie.
Raadpiegen en selecteren
Onder raadplegen worden funeties verstaan voor het ontslui-
ten van de informatie uit de bestanden. Met het selecteren van
informatie wordt bedoeld het samenvoegen van verschillende
informatie waardoor nieuwe thematische informatie wordt
verkregen. Dit is met name van belang bij het opzetten van
nieuwe onderzoeken en om de samenhang tussen de verschil
lende verontreinigingsgevallen te kunnen analyseren. Voor
beelden hiervan zijn het maken van Clusters waar het gehalte
aan zink hoger is dan 780 mg/ds of de klei dikker is dan 100
cm. Maar 00k; hoeveel onderzoeken zijn in jaar xx längs de
Nederrijn uitgevoerd of hoeveel meldingen zijn afkomstig van
uit het ontgrondend bedrijfsleven. Om dit soort selecties te
kunnen uitvoeren dient rekening te worden gehouden met
toevoegen van nieuwe attributen, nieuwe coderingen, de mo-
gelijkheid om tabellen uit de databank en geografische bestan
den te kunnen koppelen en het kunnen generen van zones op
grond van (bodem)kenmerken. Voor de raadpleeg- en selectie-
mogelijkheden is rekening gehouden met het grafisch selecte
ren van informatie uit de geografische en databank-basisbe-
standen, het uitvoeren van deelselecties uit het grote bestand
per locatie/thema en het uitvoeren van selecties binnen een be-
paalde straal of nabij een bepaald gebied.
Analyseren
Met de resultaten van de selectie en met classificaties is het
mogelijk om een scala aan analyses uit te voeren met het bo-
36