VAN DE REDACTIE
4
2000-XXVI-4
Na de twee themanummers Over de gbkn en over gis in Ne-
derland vindt u hier weer een divers nummer, met artikelen
over kaartbeheer, methoden van de historische kartografie, de
weergave van de werkelijkheid ten behoeve van de ruimtelijke
ordening, onder andere door gebruik van multimedia, karto-
grafische informatievoorziening in het groot, in Europa, en in
het klein, in Wageningen. Er zijn bijdragen over de nauwkeu-
righeid, zoals van klassenindelingen op choropleten, over de
rol van kartografen in de Tweede Wereldoorlog en er is een
bijdrage op her gebied van kaartgebruik: het ontwerp en ge
bruik van een kaart die de bouwgeschiedenis van een oude
handelsstad toont. We beginnen met de laatste.
Oud-KT-redacteur Gerrit van Omme heeft een kaart van de
bouwgeschiedenis van zijn woonplaats Wijk bij Duurstede
vervaardigd, welke 00k als bijlage bij dit nummer is gevoegd.
Het is het resultaat van een soort voor-ons-door-ons project,
waarbij de gegevens verzameld zijn door plaatselijke vrijwilli-
gers aan wie dit product 00k weer ten goede komt, ter be-
scherming van de plaatselijke architectonische cultuurschatten.
We blijven in de historische sfeer met de bijdrage van Frans
Depuydt, in samenwerking met J. Theelen, die samen metho
den voor het bepalen van de metrische nauwkeurigheid van
oude kaarten beschrijven. Daar is in dit tijdschrift 00k al eer-
der aandacht aan besteed. Depuydt en Theelen geven een
overzicht van de bestaande methoden en introduceren hun ei
gen bijdrage, de iteratieve procrustesanalyse, welke wordt toe-
gepast op de Vlaanderenkaarten van Mercator en Ortelius. De
methode vormt tevens een middel waarmee nagegaan kan
worden of kaarten van elkaar zijn overgenomen.
Mercator's Vlaanderenkaart was een wandkaart, waarvan geen
enkel volledig exemplaar behouden is gebleven, mogelijk om-
dat wandkaarten zoveel te Iij den hebben en meestal zo siecht
worden opgeborgen: vormen losse kaarten meestal al een op-
slag-probleem voor bibliothecarissen, wandkaarten zijn hele-
maal stiefkinderen van elke bibliotheek! Jan Smits en Ko van
der Watering bespreken de opslag van stokkaarten (op linnen
geplakte en aan stokken gemonteerde wandkaarten) in de Ko-
ninklijke Bibliotheek. Een ander aspect van kaartbeheer is het
toegankelijk maken van het beheerde materiaal via Internet.
Naber en Slijkhuis beschrijven hoe ze de unieke collecde kaar
ten van de vroegere Stiboka, thans ondergebracht bij Alterra,
via Internet hebben opengelegd. Ons dunkt dat de droom van
Heerema en Gerrit Staal om dit materiaal open te leggen,
waarvoor zij al in een vroeg Stadium in het cCK-project partici-
peerden, nu toch in elk geval deels in vervulling is gegaan.
Elke kaart- of atlasredacteur is 00k een beetje inlichtingenoffi-
cier; Alexander Rado, een Hongaars kartograaf wiens biografie
door Ormeling sr. wordt gebracht, was beide: hij verdiende
zijn sporen zowel als Spion in de Tweede Wereldoorlog als als
redacteur van atlassen en van de Karta Mira wereldkaartserie
1:2.500.000.
Met ruimtelijke-informatievoorziening heeft 00k de bijdrage
van Rolf Harbeck te maken. Het is de laatste bijdrage die nog
stamt van het Duits-Nederlandse kartografiecongres in Maas
tricht in mei 1999. Het is enerzijds een visie op de mogelijke
realisering van een uniform topografisch basisbestand voor Eu
ropa, anderzijds op de rol van de kartografen daarin, die zieh
niet teveel zouden moeten afsluiten voor nieuwe ontwikkelin-
gen in de informatievoorziening en -verschaffing omdat ze an
ders de boot dreigen te missen. Eigenlijk heeft 00k de bijdrage
van Marjan Munnik en Paul Benjaminse met informatievoor
ziening te maken: hoe presenteer ik de informatie zodanig dat
daardoor het grote publiek betrokken wordt in de ruimtelijke
ordening van zijn toekomstige omgeving. Zij zoeken het ant-
woord in de rol van de multimedia, die kartografen kan hel-
pen om een minder abstracte, meer op de werkelijkheid lijken-
de presentatie te brengen. Nicoline Emmer heeft net als Mar
jan Munnik 00k haar doctoraalscriptie gewijd aan het zicht-
baar maken van kenmerken van de ruimte, maar zij deed dat
voor het landelijk gebied en niet voor de stedelijke ruimtelijke
ordening. Na een gedegen theoretische inleiding laat zij zien
hoe de vormgeving van de landschapskarakteristieken gereali-
seerd kan worden met enkele van de thans op de markt zijnde
tekenpakketten.
Jan Rod, een Noorse kartograaf die in Nederland zijn proef-
schrift voorbereidt, brengt een bijdrage over de nauwkeurig
heid van klassenindelingen op choroplethen. Hij werkt met
een indexwaarde, de 'goodness of variance fit', waarmee de
kwaliteit van de gekozen klassenindelingssystemen kan worden
aangegeven.
Hoewel de verschillende bijdragen zo logisch aan elkaar ge-
schreven lijken, is het toch een zeer divers nummer geworden,
en dat is 00k het kenmerk van de kartografie, de veelheid van
invalshoeken die mogelijk zijn op de kern van het vak: het toe
gankelijk maken van ruimtelijke informatie voor de besluit-
vorming.