De metrische nauwkeurigheid van oude kaarten KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT ARTIKEL F. Depuydt J. Theelen historische kartografie, coördinatensystemen, onderzoek TREFWOORDEN historic cartography, co-ordinate Systems, research KEYWORDS cartographie historique, systemes de coordonnees, recherche MOTS-CLES Bij de Studie van oude kaarten werd, tot hier toe, de metri sche nauwkeurigheid ervan dikwijls stiefmoederlijk behan- deld t.o.v. de inhoudelijke nauwkeurigheid. Weliswaar werd de planimetrische correctheid dikwijls nagegaan voor plaatse- lijke aberraties, maar systematische kwantitatieve evaluaties van het globale kaartbeeld (of kaartseries) kwamen niet fre- quent ter sprake. De reden hiervoor moeten we wellicht zoeken in een dubbele vaststelling. Enerzijds zijn systemati sche metingen op weinig maatvaste documenten - want dat zijn ze die oude kaarten - veelal langdurig en de verwerking ervan complex. Anderzijds zijn het vaak historici of ten min- ste historisch gei'nteresseerden die deze kaarten bestuderen en die normaliter veeleer aandacht hebben voor de inhoude lijke correctheid ervan. Prof. F. Depuydt doceert kartografie aan de K.U. Leuven Redingenstraat 16 bis, - 3000 Leuven, [e] Frans.Depuydt@ geo.kuleuven.ac.be. J. Theelen is werkzaam als GIS analist-program- meur bij het GIM (Geographie Information Management NV,) Interleuvenlaan S, B-3001 Heverlee, [e] joeri@gim.be. Oude kaarten met gekend graad- net en/of net van geodetische punten De methode om de metrische nauwkeu righeid op oude kaarten te evalueren is afhankelijk van de speeifieke kenmerken van de bestudeerde kaart. De uitge- strektheid van het gekarteerde gebied en de schaal speien uiteraard een rol in de absolute grootte van de nauwkeurighe- den maar ook in de beslissing om al dan niet met de aardkromming rekening te houden. Dit laatste probleem valt weg wanneer het kaartprojectiesysteem (al dan niet expliciet) vermeld wordt. In dit geval is een absolute plaatsbepaling rechtstreeks te realiseren, wat de wiskundige verwerking een stuk eenvoudiger maakt [Strang, 1998]. De geografische coör- dinaten kunnen dan afgeleid worden van de kaartrandgege- vens over lengte en breedte of uitgaande van het stramien van meridianen en parallellen, die wel eens doorheen het hele kaartbeeld lopen. Deze afgelezen waarden kan men dan recht streeks vergelijken met de efifectieve geografische coördinaten, die op hun beurt afgeleid kunnen worden uit de actuele topo- grafische kaart [Szeliga, 1967; Stone Gemell, 1977]. Deze dubbele set coördinaatgegevens (van de 'oude' en van de 'actuele' kaart) kan men nu verder statistisch bewerken om al- dus eenduidige uitspraken te doen over de metrische karteer- nauwkeurigheid. Men kan bijvoorbeeld correlatiecoefficienten berekenen [Stone, 1993] of een frequentiediagram construeren voor de verschillende (klassen van) onnauwkeurigheidswaar- den; het functieverloop kan ervan bepaald worden en/of een cumulatieve curve van de foute bedragen opgesteld worden. Ook kan men de gemiddelde, de grootste en de kleinste afwij- king ervan bepalen en verder zou men nog kunnen nagaan of deze afwijkingen al dan niet homogeen verspreid zijn in het kaartbeeld [Pietkiewicz, i960]. In principe is de afwijking voor elk punt in de kaart te bepalen voor zover dat punt te relateren is aan een homoloog actueel bestaand punt. Bij afwezigheid van een referentiekader (metrische randgege- vens op de kaart of graadnet in het kaartbeeld), kan men be- roep doen op gekende geodetische punten, zo die er zijn, of op 'vermoedelijke' triangulatiepunten. Hiermee bedoelen we: dui- delijk zichtbare terreinbakens, die overeenkomen met actuele hogere orde triangulatiepunten, waarop tegenwoordig het refe rentiekader of het grid gebouwd is en wat in het verleden ver- moedelijk ook gebeurd was, doch zonder dat hier expliciet sprake van is. De overeenkomstige driehoek(en) wordt of wor den ook op de actuele topografische kaart nagegaan en zo goed mogelijk geht aan die op het historische document door een eenvoudige gelijkvormigheidstransformatie (figuur 1). Met an dere woorden: van de drie puntenkoppels moet de algebraische som van het onderlinge X- en Y-verschil gelijk zijn aan nul. Zo kunnen we vervolgens de kaartcoördinaten van alle andere punten herleiden naar dit stelsel [Mesenburg, 1994; Janssens, 1:997]. De onderlinge vergehjking van beide puntenwolken kan men dan weer realiseren längs statistische weg door correlatie- 7

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2000 | | pagina 13