35
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
2OOO-XXVI-4
Om een oplossing ce vinden voor de manier waarop deze knel-
punten voorkomen kunnen worden is het belangrijk om na te
gaan welke technieken er zoal gebruikt worden voor het ver-
vaardigen van kaarten, en welke invloed deze technieken heb-
ben op het gebruik van de kaarten.
Welke technieken kan men onderscheiden?
De tekstuele uitleg van een ruimtelijk plan in al zijn facetten
kan nög zo goed zijn, het blijft een abstractie van de werkelijk-
heid die zonder een visuele weergave van de ruimtelijke ver-
houdingen niet kan worden overgedragen. Daarom is het goed
om na te gaan met welke visuele hulpmiddelen deze plannen
tot nog toe gepresenteerd worden.
Men kan een onderscheid maken tussen de techniek die men
aanwendt en de optiek die men hanteert.
Om met het laatste te beginnen: er zijn twee invalshoeken
voor de presentatie, namelijk de expliciete presentatie waarbij
men datgene voorstelt wat men hard wil maken door middel
van een concrete invulling met ruimtelijke coördinaten voor
ligging, hoogte en meetbare effecten van de nieuwe infrastruc-
tuur. Daartegenover Staat de implicietepresentatie. Bij de impli-
ciete presentatie gaat het om plannen waarvan slechts de
hoofddoelstellingen omschreven zijn, maar de exacte ruimtelij
ke invulling gaandeweg het proces nog nader moet worden be-
paald. Bij de impliciete presentatie worden alle contouren van
de nieuwe infrastructuur doelbewust vervaagd om niet in een
vroeg Stadium het project te laten stranden op weerstand ten
aanzien van concrete invullingen. Grappig is nu 00k te zien
dat de optiek 00k de gekozen techniek bepaalt.
Ieder schaalniveau (wijk, stad, regionaal en nationaal) biedt
een eigen scala aan presentatietechnieken. Men kan daarbij
kiezen uit:
Kaartmateriaal met vaste maatvoering, varierend van steden-
bouwkundige tekeningen tot gegeneraliseerde plattegronden
onderverdeeld naar thema. Kaartmateriaal is meestal tweedi-
mensionaal. Voor een weergave van de hoogte zal de derde
dimensie hoogstens gesuggereerd kunnen worden door mid
del van schaduwwerking, maar de dieptewerking is hierbij
toch ondergeschikt aan de geometrische verhoudingen van
het kaartbeeld.
Illustratieve kaartbeelden die niet maatvast zijn maar waar
functionaliteiten met behulp van pennenstreken, lijnen en ge-
bieden met vloeiende overgangen op het papier of beeld-
scherm worden geschetst. Deze kaartbeelden worden ofwel
met ouderwetse technieken zoals kleurpotloden, aquarel of
airbrush vervaardigd ofwel met de Computer gemaakt met be
hulp van programma's zoals Photoshop, FreeHand en Painter.
Illustratieve perspectivische schetsen die een driedimensionaal
beeld van de toekomstige ruimtebeleving willen schetsen.
Hierbij prevaleren veelal nog de traditionele illustratietech-
nieken.
Fotomontages waarbij al dan niet met behulp van de Compu
ter nieuwe dementen aan het vertrouwde ruimtelijk beeld
zijn toegevoegd. De fotomontages kunnen gebruikt worden
voor zowel 2D-weergaven (verticale luchtfoto's) als 3D-beel-
den (oblique luchtfoto's, gevelaanzichten).
Maquettes die een statisch beeld leveren van de gewenste
werkelijkheid in 3D. Vanwege de hoge kosten zijn maar wei
nig voorbeelden te noemen van maquettes met geanimeerde
dementen (bijv. Waterloopkundig laboratorium en, alhoewel
je dat natuurlijk geen plan zou kunnen noemen, Madurodam)
2D-computeranimaties, waarbij het aspect van beweging aan
het ruimtelijk beeld wordt toegevoegd door het maken van
Scripts. De kijker kan door middel van keuzeknoppen ver-
schillende temporele fasen van het project doorlopen of ver-
schillende effecten gevisualiseerd krijgen. Dit kan zowel als
speech-support-systeem, op cd-rom voor eigen gebruik, als
in redelijke mate op Internet worden gepresenteerd.
3D-computerbeelden die veelal gebruikt worden voor steden-
bouwkundige presentaties. Afkomstig uit toepassingen voor
de architectuur bieden de CAD-systemen steeds meer moge-
lijkheden voor stedenbouwkundige presentaties, mits het
haalbaar is om alle relevante hoogtegegevens in te winnen en
te verwerken. Dat laatste stuit voornamelijk op de financiele
drempels die hiervoor moeten worden genomen. Voor pre
sentaties op stedelijk en regionaal niveau liggen de mogelijk-
heden nog niet voor het oprapen. 3D-computerbeelden ver
eisen een zeer stevige rekenkracht van een Computer indien
men een plan van enige omvang wil kunnen presenteren.
3D-computeranimaties, waarbij de kijker als het wäre meege-
nomen wordt op een tocht längs en door de nieuwe infra
structuur. De 3D-computerbeelden, zoals hierboven om
schreven, worden achter elkaar gezet en gerenderd tot een vi-
deobeeld.
Multimedia, waarbij alle voorgaande technieken tot een ge-
heel kunnen worden samengesmeed zodat dementen als
kaartmateriaal, animaties, videobeeiden en foto's kunnen
worden aangevuld met geluid en tekst tot een aaneengeslo-
ten geheel dat meerdere zintuigen tegelijk aanspreekt.
Bijna alle technieken kunnen gebruikt worden voor expliciete
presentaties, maar voor impliciete presentaties zal men slechts
kunnen kiezen voor de illustratieve ruimtelijke (kaart)beelden,
2D- en 3D-animaties alsmede multimedia. Impliciete presen
taties mögen nooit tastbaar worden. Dat kan worden voorko
men door het manipuleren van de beeldvorm, zoals bij illus-
traties, maar 00k door de snelheid waarmee beeiden elkaar op-
volgen zoals bij animaties en multimedia.
Invloed van de drager
ledere presentatietechniek kent verschillende dragers. Kaarten,
illustraties en foto's kunnen gedrukt worden in een brochure,
opgeblazen tot posterformaat, verwerkt worden in overhead-
sheets en powerpointpresentaties. Daarnaast kan alles natuur
lijk 00k op cd-rom worden gezet voor beeldschermpresentaties
als 00k op Internet. Standaard beeldschermen hebben echter
maar een beperkte resolutie waardoor de fijnheid in detail van
bijvoorbeeld een foto of drukwerk nooit bereikt kan worden.
Bovendien zal drukwerk meer rust geven aan het 00g, dan een
beeldscherm kan geven. Dit geldt 00k voor een maquette
waarbij de kijker rüstig om het hele ontwerp heen kan lopen
en de dimensies in zieh op kan nemen.
Voor het gebruik van kaarten en illustraties op beeldscherm
moet het materiaal veelal voorbewerkt worden om het leesbaar
te maken. Waar een corpsgrootte van 6 in drukwerk heel nor
maal is voor tekst in kaarten, moet dit op het beeldscherm mi-
nimaal 9 zijn. Men kan zieh voorstellen dat een kaartbeeld met
veel tekst in kleine corpsen behoorlijk moet worden opge-
schoond en bijgesteld alvorens beeldvullend te kunnen worden
vertoond op beeldscherm.
Zodra het beeldscherm echter de hoofddrager wordt van de
presentatie gelden andere regels. In dat geval is het ontwerp af-
gestemd op de techniek en zullen alle visuele middelen die ei
gen zijn aan de gebruikte Software en hardware kunnen worden