SDAM 2 (xrXf SDAM SS (xic-Zcf GVF Kwantielen KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 2OOO-XXVI-4 Figuur I - De provincies Ser- en Nord.-Tr0nd.elag in Noonuegen. (Squared Deviation of the Array Mean) genoemd (zie kader, formule 1). Bereken het rekenkundig gemiddelde voor elke klasse. Tel ver- volgens per klasse de gekwadrateerde afwijkingen tussen de ob- servatiewaarden binnen de actuele klasse en zijn rekenkundig gemiddelde op. Voor een klasse wordt dit de sdcmc genoemd. Tenslotte worden alle sdcmc 's bij elkaar opgeteld. Het resul- taat wordt de sdcm (Squared Deviation of Class Means) ge noemd (zie kader, formule 2). Bereken de gvf als het verschil tussen sdam en sdcm gedeeld door sdam (zie kader, formule 3). I SDAM - SDCM SDAM Figuur 2 - Aandeel van de leeftijdsgroep boven 67 jaar op de totale bevolking per gemeente in Ser- en Nord- Trgndelag (I999)- Indeling in vijfklassen volgens de kwantielenmethode. Edil 01 evaluate Classification ISljjjE üBgw'wgiBiriif imwu.i.iai Het Trondheims fjord I J.bU 3.60 16.60 6.6 18.10 20.00 20.0 23.80 2U.41 11 20.41 14,90 5. 20.41 17.39 1.73 20.41 18.93 2.74 18.37 21.66 15.72 Numbet of Clcasilication jQuanfües 6 jd Expand class: |1 towaids GV- vaüe Eric» coloui: p Show dasres F Ghowdasi De theoretische waarden voor de gvf liggen altijd tussen o en 1. In het alge- meen neemt de gvf toe met het aantal klassen. Voor choropletenkaarten waarin het aantal klassen correspondeert met het aantal eenheden met een unieke waarde in de dataset (klassenloze cho- ropletenkaart) zal de gvf gelijk zijn aan 1 indien de 'indeling' identiek is aan de oorspronkelijke verdeling. Het voorbeeld Figuur 2a laat het aandeel zien van de leeftijdsgroep boven 67 jaar op de totale bevolking per gemeente in Sor- en Nord-Trondelag in 1999. De variabele is ingedeeld in vijf klassen volgens de kwantielenmethode, waarbij het aantal waarnemingen evenredig of bij na even- redig wordt verdeeld over het aantal klassen. In bepaalde commerciele karto- grafische pakketten wordt deze methode als de prototype-classificatie aangebo- den. Een oude observatie lijkt daarom nog steeds te gelden: [Kwantielen] "...have been selected by cartographers wishing to play safe and make sure that some spatial differentia- tion was portrayed. [Evans, 1977, p. 107]. Volgens Evans worden ruimtelijke ver- schillen vaak versterkt wanneer de kwan tielenmethode wordt gebruikt. Dat is 00k het geval in figuur 2a. Een geogra- fische differentiering die niet duidelijk aanwezig is in de data wordt versterkt, terwijl tegelijkertijd wel aanwezige ver- schillen worden verborgen. Wanneer een kartografische classificatie verschillen toont die niet of slechts in beperkte mate aanwezig zijn, dan 'liegt' de kaart [Monmonier, 1991]. Liegen met kaarten doet men bewust of onbewust. Om te vermijden dat een gebruiker van kartografische pakketten onbewust liegt, zou de betreffende persoon een terug- koppeling moeten kunnen krijgen waar- uit duidelijk wordt hoe goed een geko- zen classificatie is. Hierbij kan de gvf behulpzaam zijn. Daarmee kan tevens gevisualiseerd worden in welke mate ie- dere klasse past bij de verdeling. Figuur 2b laat de gvf en de bijdragen van de verschillende klassen daaraan (uitge- drukt in sdcmc's) zien. De gvf bedraagt 0,899. De klassen 1 en 5 (met sdcmc's van achtereenvolgens 33,9 en 15,72) dra- gen het meeste bij aan de siechte gvf. Daarmee worden de interne verschillen tussen de gemeenten rondom Trond- heim verborgen, terwijl in plaats daarvan een dramatisch contrast tussen enerzijds de gemeenten in het binnenland (klasse 48

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2000 | | pagina 54