67
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
Dit eerste deel ontbeert een duidelijk
thema, of het moet al zijn dat men tot
uitdrukking wil brengen wat de belang-
rijkste oorzaken zijn van de huidige
ruimtelijke differentiatie in de Duitse
maatschappij: Wiedervereinigung, immi-
gratie van gastarbeiders (asielzoekers kö
rnen nog nauwelijks aan de orde) en de
overgang naar een postindustriele maat
schappij. In de sectie Geschiedenis wordt
het eenwordingsproces van de Duitse
Staat vanaf 1800 beschreven, de onafhan-
kelijke ontwikkeling van de twee Duitse
staten na 1945, en de gezamenlijke poli-
tieke ontwikkeling, zoals die uit de ver-
kiezingsresultaten sedert 1990 naar voren
komt. De sectie over de Duitse Staat nu is
een beetje een ratjetoe: hij bevat bijdra-
gen over de verspreiding van rijksinstel-
lingen, de Staat als werkgever, de (ruim
telijke) structuur van het juridische sys-
teem en van leger en onderwijs. De sec
tie Ruimtelijke ordening geeft indelingen
in planningsregio's, samenwerkingsre-
gio's en behandelt infrastructurele pro-
jecten die de voormalige ddr nauwer
met de rest van de Bondsrepubliek moet
verbinden. Waarom het toeristenverkeer
hier 00k bij is opgenomen blijft een
raadsel. In de sectie Gedijferentieerde
maatschappij worden de recente ingrij-
pende demografische veranderingen ge-
toond zoals het Sterke geboortetekort in
het Oosten, de migratie van jongeren
naar het westen, de sterkere participatie
van vrouwen in het arbeidsproces in het
oosten, ongelijke verdeling van gastarbei
ders over het land en van het athei'sme.
De sectie Economie en werkgelegenheid
laat de ruimtelijke differentiatie zien in
de werkgelegenheid en in de werkeloos-
heid. Men behandelt de energieverzor-
ging en de onroerend-goed-markt en de
regionale differentiatie van 'Wirt
schaftskraft' en koopkracht. De sectie In
ternationale vervlechtingen laat de Duitse
vertegenwoordigingen in het buitenland
zien, de grensoverschrijdende samenwer-
king in Europa, de Duitse investeringen
in het buitenland (vreemd genoeg niet
de buitenlandse investeringen in Duits-
land) en nogmaals het toerisme.
2000-XXV1-4
Bevölkerung
Paul Qans und Franz-Josef Kemper
Die Einwohnerzahl gehört zu den wichtig
sten Kenngrößen eines Landes. Mir der
Vereinigung der beiden deucschen Staaten
im Jahr 1990 wurde Deutschland zum be-
völkcrungsreichsten Land Europas. Ende
der 80er. Anfang der 90er Jahre gab es eine
Trendumkehrung der Einwohnerentwick-
lung Deutschlands, die sich bis heute in
großräumigen Gegensätzen auswirkt 0
wozu sowohl Migrationen als auch natürli
che ßcvölkerungsveranderungen in unter
schiedlichem Ausmaß beitrugen Die
Ursachen lagen in der schritrweisen Auf
lösung des Sozialistischen Weltsystems so
wie in der Transformation des Wirtschnfts-
und Gesellschaftssystems der DDR. Die er
höhte Durchlässigkeit von Grenzen führte
zu zwei Wundemngsschübcn von einer
Größenordnung, wie sie zuvor nur in Kri
senjahren zu beobachten gewesen waren.
Zum einen handelte es sich zur Jahreswen
de 1989/90 um die „Ühersicdlerwelle" von
Ost nach West, die nach der Vereinigung
und
beider deutscher Teilstaaten in Binnen
wanderungen mündete und dann zuneh
mend von einem Gegenstrom ergänzt wu
de. Zum andern sind die Zuzüge
siedlem. Flüchtlingen, Asylbewe
Arbeitsmigranten zu nennen, mit einem
Höchststand des Migrarionsgewinns von
rund 782.000 Personen im Jnhre 1992.
Der politische Wandel drückt sich in den
neuen Ländern auch in einschneidenden
Änderungen demographischer Verhaltens
weisen aus. So kehrte sich der geringe Ge-
hurtenüberschuss von 0,2 %o in der DDR
1988 in ein außerordentliches Defizit von
6,7%. (1993) um
Bevölkerungsentwicklung und natürlicher Saldo in den 90ern
nach Raumordnungsregionen
O Deutschland
Index der Bevölkerungsentwicklung 1960-1997
Natürliche Bevölkerungsentwicklung ui
Wanderungsbilanzen 1980- 1997
Ende 1997 wohnten in Deutschland
82,1 Mio. Menschen. Damit setzte sich
eine seit 1985 zu beobachtende Bevölke
rungszunahme fort, die ah 1989 nur für
das frühere Bundesgebiet zutrifft Seit
dem Jahr der Maueröffnung klafft die
In den alten Ländern rragen zur positi
ven Tendenz (+8,4% bis Ende 1997) vor
allem die Außenwanderungsgcwinne
hei, in den neuen Ländern gelu der ne
gative Trend (-8,2%) nach der Übersied
lerwelle 1990 im Wesentlichen auf das
Geburtendefizit zurück.
Diese großräumigen Unterschiede
bringt Karte ©deutlich zum Ausdruck.
Die positive Entwicklung in den alten
Ländern, in einigen Fallen bis zu 10%,
ist in den weniger verdichteten Räumen
stärker ausgeprägt als in den Agglomera
tionen. Diese räumliche Verteilung
stimmt nur bedingt mit dem natürlichen
Saldo überein. Die Geburtenratc über
trifft die Srerbenite in Regionen ßaden-
Wurttemhergs, Bayerns, im westlichen
Niedersachsen sowie in benachbarter
Lage zur Rhein-Ruhr-Agglomerntinn
und zum Rhein-Muin-Raum. Diese Ge
biete zeichnen sich durch eher größere
Haushalte und durch einen höheren An
teil jüngerer Einwohner hei einer unrer-
durchschnirtlichen Bedeutung älterer
Menschen aus, so dass die Bevölke
rungsstruktur den Geburtenüberschuss
weitgehend determiniert. Bevölkerungs-
verluste. z.T. mehr ab 5%, verzeichnen
seit 1990 nur Regionen in den neuen
Ländern, ländliche Gebiete genauso wie
Verdichtungsräume. Davon hebt sich
nur Berlin mit seinem Umland ah.
Geburten und Sterbefälie
In den neuen Ländern lenkt das extrem
hohe Geburtendefizit in allen Teilräu
men die Aufmerksamkeil auf sich. Die
Gründe liegen - ähnlich wie in West
deutschland - reilweise in der Aitcrs-
srrukrur. In Sachsen, Sachsen-Anhalt und
Thüringen liegt der Anreil der mindestens
65-Jährigen in den meisten Kreisen über
Bevölkerung der Raum-
ordnungsreg
Bevölkerungsentwicklung
Bovöiherungsvorön- Natürlich«! Saldo 199S
derung 1996 bis 1996 /e fooo Bnwotlnjr
0 tȟ,6
0 -7,5 bis-5,0
dem deutschen Durchschnitt von 15,6% höhere Fruchtbarkeit beruhte in der
Darüber hinaus spielen auch Ände- DDR auf dem Beibehalten von Traditi
ingen im generativen Verhalten eil
maßgebliche Rolle.
Die zusammengefasste Geburtenziffer
zeigte bis Mitte der 70er Jahre einen
weitgehend übereinstimmenden Ver
lauffür beide deutschen Teilstaatcn
Die anschließende pronatalisrischc Be-
völkerungspolirik der DDR erhöhte
zwar kurzfristig die Geburten je Frau,
ihne jedoch das Ziel, die Sicherung des
erhalten wie frühe
Heirat und Geburt von Kindern in jun
gem Airer. Höhn ei al. (1990) verweisen
u.a. auf den sozialen Konrexr, die relati
ve Abgeschlossenheit der Gesellschaft in
der DDR, die Orientierung der Lebens
wege von Frauen auf Berufstätigkeit wie
auch die Mutrerschaft sowie die geringe
Pluralität der Lebensläufe.
Bevölkcr
n. Die
Nnaonalallas Bundesrepublik Deutschland - Gesellschaft und Sinai
Figuur 1 - Voorbeeld van een pagina uit de Nationalatlas Bundesrepublik Deutschland.
Deze thema's worden gebracht volgens
de regel 50% kaarten, 25% afbeeldingen
en 25% tekst, en dat leidt tot een geva-
rieerd beeld. Ook in de kaarten zelf zit
de nodige variatie. Eerdere pogingen tot
een Duitse nationale atlas waren dood-
saai omdat ze een eindeloze reeks cho-
roplethen brachten. Hier is men daarvan
afgestapt en is er sprake van een goede
afwisseling in de weergavemethoden,
met als meest gebruikte kaarttype de
choropleeth in combinatie met diagram-
men of proportionele Symbolen. Dat
Duitsland geen eiland is wordt getoond
aan de hand van 4 wereldkaarten en een
tiental kaarten van Europa. Naast kaar
ten brengt de atlas veel diagrammen,
schema's en foto's. De Duitsland-
kaarten in de atlas zijn op 4 verschillen-
de schalen afgebeeld: 1:2.750.000,
1:3.750.000, 1:5 en 1:6 miljoen. Op die
schalen worden ook transparante over-
lays meegeleverd met de indeling in
Kreise resp. met de belangrijkste Steden.
Zoals dat ook bij onze nationale atlas het
geval was, hebben de verschillende au-
teurs, op enkele uitzonderingen na, hun
bijdragen teveel vanuit de teksten opge-
zet, en daar vervolgens illustraties bij ge-
zocht, in plaats van het verhaal met beei
den te verteilen, waarbij de ongeoefende
lezers in de tekst op de getoonde afwij-
kingen worden gewezen. Als ik op een
kaart van het Brutoproduct per 'Er
werbstätige' per Kreis zie dat deze waar-
den in het westen hoger zijn dan in de
voormalige ddr en dat ze in de stedelij-
ke agglomeraties hoger zijn dan op het
platteland, dan beantwoordt dat aan de
voorstelling die ik daarover had; maar als
dezelfde kaart ook relatief hoge waarden
voor marginale agrarische gebieden als
het Emsland of de Uckermark (aan de
Oder) laat zien, dan vraagt dat om een
verklaring - en die geeft dit atlasdeel
niet. Wanneer ik in het deel geschiede
nis over de bouw van de Muur lees, dan
zou ik een verwijzing moeten vinden
naar het diagram dat, twee bladzijden
verder, duidelijk het effect ervan op het
aantal vluchtelingen uit de ddr toont -
maar dat gebeurt niet. In de commenta-
ren worden veelal de trends per bonds-
land beschreven, terwijl de kaart de
trends op Kreis-niveau toont. Daar
wordt echter niet op ingegaan, hoewel er
ook goede uitzonderingen zijn (bijvoor-
beeld bij de thema's kinderen en verou-
dering)
Bij elk atlasdeel zal ook een cd-rom ver-
krijgbaar zijn, en het exemplaar dat bij
dit eerste deel zit laat meteen de meer-
waarde zien: deels wordt op de cd-rom
