7 KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 2QOI-XXVII-I Voedselzekerheid of bestaanszekerheid Een dergelijke oefening in verband met welvaartprognoses werd gedaan. We bepaalden niet alleen hoe het met de over- of ondervoeding gesteld is, wat het calorieen- of Joule-verbruik gemiddeld per land is, maar ook hebben we getracht na te gaan wat op dat vlak de vooruitzichten zijn. Zal deze onder voeding aanhouden? Wordt er verbetering verwacht? Of zal de bevolking van deze of gene Staat er in de nabije toekomst nog erger aan toe zijn? Met andere woorden, als we het hebben over de voeding, wat zijn de directe toekomstperspectieven of nog: in welke mate is de voedselzekerheid gegarandeerd voor de körnende tijd? Een bevredigende hoeveelheid gezond voedsel kunnen hebben, ook naar de toekomst toe, is niet alleen een kwestie van een af- doende voedselvoorraad. Er zijn tal van andere aspecten die daarbij komen kijken, zowel van economische, als van sociale en puur technische, zelfs politieke aard. Enkele voorbeelden zullen dit duidelijk maken. Optimale voeding is meer dan vol- doende calorieen; er moet ook voldoende varieteit zijn, het no- dige voedseltransport moet verzekerd kunnen worden; er is ook een minimum aan koopkracht nodig en die moet naar de toekomst toe verzekerd kunnen worden. Koopkracht veron- derstelt dan weer inkomen, dat op zijn beurt bepaald wordt door welvaart en tewerkstelling, waarvoor de politiek en de stabiliteit ervan mede verantwoordelijk zijn. De gezondheid van het hele leefmilieu speelt eveneens een rol in dit hele pro- ces. Wat voor zin heeft de beschikbaarheid over voldoende, ge zond en gevarieerd voedsel als de drinkwatervoorziening mank loopt of als de fysische gezondheidstoestand van de bewoners niet verzekerd kan worden? De vooruitzichten op het vlak van de bevolkingsgroei, van de gezondheidszorgen, onderwijs en scholing, technische vooruitgang, werkgelegenheid en gezins- inkomen bepalen elk in een bepaalde mate of de voedselzeker heid naar de toekomst toe erop vooruitgaat of daarentegen zal afnemen. Eigenlijk zou men meer algemeen kunnen spreken van de bestaanszekerheid in plaats van voedselzekerheid. Met al deze parameters is rekening gehouden om bijgaand kaartje te construeren. We baseerden ons hiervoor in hoofd- zaak op het Human development report lyyy van de Verenigde Naties en op de verwerking hiervan in de ABOS-tabellen, opge- steld door Christiaensen Tollens [1995]. Voor de landen, waarvoor de gegevens ontbraken, baseerden we ons op de fao- publicaties, waaruit partiele parameters werden gehaald die, naar analogie met de resultaten van andere landen, tot zinvolle classificering konden leiden. Alvorens deze kaart te bespreken is het goed te wijzen op een aantal beperkingen die een dergelijk wereldbeeld met zieh meebrengt. Eerst moet er gewezen worden op het feit dat, bij de verzameling van de noodzakelijke informatie, deze niet steeds op dezelfde manier aangeleverd werd door de verschal lende staten en landen. Ook aan de correctheid en de volledig- heid van het verkregen cijfermateriaal moet wel eens getwijfeld worden. Daar komt nog bij dat interne verschillen binnen een land soms groter zijn dan die tussen landen onderling en dat deze 'dualisering' van de samenleving zieh blijkbaar in steeds sterkere mate doorzet. Omdat meerdere criteria werden gehanteerd, waarvan de eva- luatiequota niet zomaar bij een te teilen zijn, is een eerder om- Figuur 1 - Voedselzekerheid schrijvende klassenrangschikking gehanteerd. Vier evaluatie- trappen werden gebruikt: de landen die behoren tot de laagste klasse zijn en blijven in een weinig benijdenswaardige 'blijvend siechte' situatie. Ze laten daarbij geen enkel teken van verbete ring uitschijnen. Hun toestand kan moeilijk nog verslechteren en de vooruitzichten zijn eerder catastrofaal te noemen, wan- neer geen ingrijpende hulp van buitenaf komt. Een direct ho- gere klasse wordt bevolkt door die landen, die het momenteel weliswaar iets (of zelfs veel) beter hebben maar die systema tisch bergaf gaan, als er geen hulp van hogerhand komt. Tot deze klasse van 'verslechtering' behoren ook die landen, die het niet breed hebben en een Status quo kennen op gebied van voedselvoorziening. Geen verbeterende vooruitzichten hebben als men het al niet breed heeft, wordt hier dus beschouwd als een achteruitgang, als een verslechtering. Tot de twee hoogste klassen behoren enerzijds de landen die erop vooruitgaan of een 'verbeterende' situatie kennen op gebied van voedselzeker heid; anderzijds diegenen die het al zeer goed hebben zonder negatieve vooruitzichten. De voedselzekerheid van deze laat- sten wordt 'blijvend goed' genoemd. We vonden het verder niet zinvol onderscheid te maken tussen de landen waarvan het welvaartspeil constant hoog blijft en die welke er nog op vooruitgaan. Een feit is dat er een 'dualisering' van de samen leving bestaat of met andere woorden, dat 'de rijken steeds rij- ker worden en de armen steeds armer', dus dat de kloof tussen de welgestelden en de minder gegoeden steeds groter wordt. Dat kan men afleiden uit tal van parameters zoals ook uit de cijfergegevens van de Human development reports van de Ver enigde Naties, die op geregelde tijden worden gepubliceerd. De vooruitzichten op het vlak van voedselzekerheid, als hoofd- component van de bestaanszekerheid, laat een weinig roos- kleurig wereldbeeld zien. Zelfs landen die het momenteel niet zo siecht hebben, lijken in de nabije toekomst geen schitteren- de vooruitzichten te hebben. Dit is het geval voor tropisch Zuid-Amerika en Azie, maar ook voor het meer gematigde ge bied van Afrika. Zo breidt de hongerzone van Centraal-Afrika en Zuid-Azie zieh steeds verder uit. Wat vertelt ons bijgaande kaart? Analyseren we nu even het bijgevoegd kaartje (figuur 1), dan vallen direct twee zaken op. Vooreerst is er het feit dat de laag ste categorie die landen behelst, waarvan de bevolking niet al leen honger lijdd' maar ook voor het grootste gedeelte actief is in de landbouw (tot meer dan 90% van de actieve bevolking!). Dit betekent dat als de landbouw onvoldoende opbrengt om de eigen behoeften te bevredigen, er ook geen (of onvoldoen de) andere sectoren zijn, die ter compensatie de gemiddelde koopkracht van de doorsneeburger kunnen optrekken, waar- door de aankoop van ingevoerde produeten mogelijk zou wor den. Een tweede opvallend feit is dat, wat de huidige 'algeme- ne ontwikkelingstoestand aangaat, bepaalde landen momen teel weliswaar een meer dan bevredigende algemene ontwikkelingsgraad bezitten maar toch ongunstige vooruit zichten hebben op het vlak van de voedselzekerheid. Het is dus niet zo dat de huidige reladef hoge ontwikkelingsgraad sy- noniem is voor een blijvende voedselzekerheid of bestaansze kerheid. Wanneer we de figuur, tijdens de analyse, vergelijken met de voornoemde kaarten [Depuydt, 1997] waarop de algemene ontwikkelingsgraad voorgesteld wordt, dan zijn er toch enkele opmerkelijke zaken vast te stellen. Als eerste blijkt er een dui-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2001 | | pagina 13