KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
200I-XXVII-I
in binnen de kartografie en vormt de kern van vele beslispro-
cessen. Grimshaw [1994] citeert een Studie uitgevoerd door
Moloney et al. [1993] waarin wordt gesteld dat 90% van alle
professionele, zakelijke data geografisch van aard is. In Neder-
land zou volgens Van der Beek et al. [1995] een dergelijk getal
alleen voor nutsbedrijven gelden. De beschikbaarheid van geo-
informatie neemt ontegenzeggelijk toe en de omvang van de
bijbehorende gegevensstroom is zo indrukwekkend dat het
idee van een 'informatie-revolutie' geenszins overdreven is. De
ontwikkelingen op computergebied hebben de randvoorwaar-
den gecreeerd voor de introductie van geografische informatie-
systemen (gis) waarmee zowel nieuwe als bestaande gegevens-
bestanden op systematische wijze ontsloten kunnen worden.
Remote-sensing-technieken hebben werkelijk een stortvloed
aan data veroorzaakt en de hoeveelheid gegevens afkomstig
van satellieten zal alleen maar toenemen in de nabije toe-
komst. Hall [1993] voorziet een enorme hoeveelheid data op
ons afkomen als gevolg van nasa's Earth Observing System
(eos) waarvan de eerste satelliet, Terra, met succes gelanceerd
is in december 1999. Volgens NASA zal de uiteindelijke constel-
latie van satellieten binnen het EOS-programma leiden tot een
datastroom van 1 tot 2 Terabytes per dag!
Computers maken het niet alleen mogelijk om dergelijke hoe-
veelheden te verwerken, ze vergemakkelijken 00k werk dat
voorheen arbeidsintensief, economisch oninteressant of zelfs
onmogelijk was voordat de automatisering zijn intrede deed in
de kartografie. Denk bij dit laatste aan de bijna continue
stroom aan digitale remote-sensing-data die een aantal voorbe-
werkingen vereist alvorens in kaartvorm gerepresenteerd te
kunnen worden. Taylor [1991] noemt de jaren negentig het
'digitale tijdperk' vanwege het Stempel dat automatisering op
diverse geo-disciplines heeft uitgeoefend, met inbegrip van de
kartografie. Met een voortschrijdende automatisering zullen
verschillende maar aanverwante disciplines elkaar sterker bei'n-
vloeden, en hun interacties zijn dan 00k onderwerp van vele
discussies geweest. Het is wellicht interessanter (en productie-
ver!) om na te gaan of en in hoeverre concepten opnieuw
gedefinieerd moeten worden als een gevolg van het samen-
smelten van computertechnieken en de schier oneindige hoe
veelheid 'vluchtige' data. Het lijkt onwaarschijnlijk dat auto
matisering en meer gegevens gelijk staan aan een onvoorwaar-
delijke vooruitgang. Het combineren van verschillende
kaartlagen mag dan kinderlijk eenvoudig zijn met behulp van
een gis, maar is het 00k altijd zinvol? Remote sensing lijkt een
alternatief te worden voor traditionele karteringstaken, maar
hoe beslissen we wanneer welke data voldoende geschikt zijn?
En hoe beoordelen we de geschiktheid van de 'tijdelijke com-
puterkaarten' die als visuele representatie van een gegevensbe-
stand op menig scherm worden geplaatst zonder te zijn voor-
zien van een kwaliteitsstempel van de maker (zoals dat op pa
pieren kaarten impliciet gebeurde) [Morrison, 1995]? De
beantwoording van dergelijke vragen vereist een accent op
concepten, niet op technieken!
Technologische mogelijkheden en conceptuele
hindernissen
Als beginpunt voor een nadere discussie kan gesteld worden dat
door de technologische vooruitgang op het gebied van de geo
grafische informatieverwerking de uiteenlopende aard van
ruimtelijke gegevens niet meer voor belemmeringen zorgt. Ech
ter, schijn bedriegt want het is aannemelijker dat door de tech
nieken de verschillen tussen de data worden genegeerd. Er
dreigt een groot gevaar in het gemak waarmee gegevens ver
werkt en met elkaar gecombineerd kunnen worden, zonder dat
er sprake is van een 'inhoudelijke compatibiliteit'. Het gevolg
hiervan is dat onvoorspelbare en veelal onbruikbare data, en
geen informatie (data met een betekenis) wordt afgeleid, waar
van het werkelijke karakter niet zelden schuil gaat achter een
aantrekkelijk en esthetisch verantwoord kartografisch masker!
Neem als voorbeeld de integratie van een satellietbeeld met een
topografische kaart, gedigitaliseerd vanaf een papieren kaart
met een bepaalde schaal (figuur 2). Dergelijke beeiden worden
vaak gebruikt om topografische kaarten te produceren/reviseren
teneinde de veranderingen in grote, ontoegankelijke en veran-
derlijke gebieden te kunnen bijhouden. Petrie Liwa [1995]
hebben een Studie verricht naar de bruikbaarheid van luchtfo-
to's en SPOT-satellietbeelden voor topografische kartering in
Zuidoost-Afrika. Het digitaliseren van een topografische kaart
die reeds onderworpen is aan kartografische generalisatie leidt
tot twee potentiele problemen. Ten eerste zullen sommige
mensen de digitale kaart als 'schaalloos' aanzien vanwege de
mogelijkheid om de kaart in een informatiesysteem op diverse
schaalniveaus te manipuleren (naar beide richtingen!) zodat een
perfecte registratie kan plaatsvinden met een dataset die oor-
spronkelijk op een geheel andere schaal of resolutie is ingewon
nen. Op de tweede plaats kunnen gedigitaliseerde kaarten onte-
recht beschouwd worden als absolute, geografische iniormatie
in plaats van abstracte, kartografische informatie [Muehrcke,
1990]. Met andere woorden, een representatie is normaal ge-
sproken in evenwicht met het niveau van de onderliggende in
formatie en de doelen die worden nagestreefd. Deze balans kan
echter worden verstoord wanneer een expliciete aanwijzing
voor de mate van 'elasticiteit' voor gegevensbewerking ont-
breekt. Problemen kunnen bijvoorbeeld ontstaan wanneer een
kleinschalige topografische kaart wordt vergroot teneinde met
een satellietbeeld te kunnen worden gecombineerd voor revi-
siedoeleinden. Het voordeel van het schalen van de digitale
kaart is dat 'ontbrekende' topografische objecten gemakkelijker
op het beeld worden ge'identificeerd. De geometrische nauw-
keurigheid van de kaart is echter aanzienlijk afgenomen als ge
volg van de generalisaties die het heeft ondergaan (informatie-
niveau en schaalniveau zijn niet in balans).
Gedurende het gehele 'informatieproces' moet de harmonie
tussen gegevens en bewerkingen in ogenschouw worden geno-
men. Dit proces, dat de levensloop van geografische gegevens
beschrijft - van inwinning tot presentatie en verder - is in het
huidige digitale tijdperk niet langer het domein van Professio
nals. Kartografen hebben bijvoorbeeld de controle verloren
over een deel van het proces doordat steeds meer mensen be-
trokken zijn in de productie en aanwending van deze data met
behulp van informatiesystemen [Morrison, 1995]Geografische
informatiesystemen verbeeiden een geautomatiseerde versie van
dit proces, en alhoewel een gis niet primair bedoeld is voor
kaartproductie, is de uitvoer niet zelden een kartografisch pro-
duct dat gemaakt is door een gemiddelde, niet kartografisch
onderlegde gebruiker. Dit betekent geenszins dat de kwaliteit
van de verwerking plotseling slechter is dan gedurende het tra
ditionele kartografische proces waarin een deskundige de super-
visie had over de voorbereidende en uiteindelijke visualisatie-
taken! Echter, kaarten die het resultaat zijn van een computer-
bewerking tonen niet altijd meer de 'truth value' van de
onderliggende data zodat gebruikers beschermd moeten wor
den tegen misbruik. En het feit dat voor een bepaald gebied
meerdere digitale bestanden beschikbaar kunnen zijn zonder
dat de onderlinge verschillen en overeenkomsten bekend zijn
25