I I KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 200I-XXVII-I Cilinder Pseudo-cilinder Kegel Pseudo-kegel Azimutaal Pseudo-azimutaal Conform Mercator Stereografisch Equivalent Lambert Mollweide Sarison-Flamsteed Albers Borine Lambert Hammer Conform noch equivalent Miller Centraal-Cilindrisch Robinson Polyconisch Orthografisch Gnomonisch Equidistant Vierkante platkaart Rechthoekige platkaart Eckert I Equidistante kegel Postel goed mogelijk dat men voor een bepaal- de toepassing door afspraken of stan- daarden gebonden is aan een specifieke projectie. Ons onderzoek rieht zieh ech ter meer op de gebruiker die een redelijk kleinschalige kaart van een relatief groot gebied wil maken op een beperkte af- beeldingsgrootte. Hierbij kan gedacht worden aan een thematische kaart van een bepaald land. Genoemde standaar- den en afspraken zijn voor deze toepas- singen niet van belang. Om tot een ver- eenvoudiging van de projectiekeuze te komen, moeten de verschillende projec- ties geclassificeerd worden op basis van hun eigenschappen. Vervolgens moet de metrische nauwkeurigheid van de pro jecties bepaald worden. Selectie Diverse auteurs hebben zieh beziggehou- den met de selectie van kaartprojecties [Snyder, 1987; Maling, 1992]. Wezenlijk verschillen de benaderingen echter niet. De selectie van de kaartprojecties vindt in een aantal stappen plaats. Figuur 1 geeft deze stappen weer. Is het af te beeiden gebied klein, dan is de projectiekeuze nauwelijks van toepas sing [Maling, 1992]. Als het af te beeiden gebied groot is, moet het gebruiksdoel bepaald worden. Voor topografische, meteorologische, grootschalige en navi- gatiekaarten wordt gekozen voor een conforme projectie. Atlaskaarten, sprei- dingskaarten en statistische kaarten wor den in een equivalente projectie weer- gegeven. Voor overzichtskaarten en kaarten voor routeplanners worden equi distante projecties gebruikt. De keuze voor een kegel-, cilinder-, of azimutale constructie is afhankelijk van de vorm van een gebied. Kleine, compacte gebie- den, bijvoorbeeld Roemenie, worden be- schouwd als een-puntsgebieden en wor den door middel van een azimutale pro jectie afgebeeld. Langwerpige gebieden, bijvoorbeeld Chili, worden beschouwd Tabel 1 - Classificatie van de 20 projecties die in het onderzoek zijn. Figuur 1 - Stappen schema met de facto- ren die een rol speien bij de selectie van kaartprojecties. als twee-puntsgebieden. De lijn tussen de twee punten is de middellijn van de cilinder. Zeer grote gebieden, of gebieden met een grillige vorm worden als drie-puntsgebieden be schouwd. De raakcirkel door deze punten is de basis voor de bijbehorende kegel. De benadering van de een-, twee- en drie- puntsgebieden is gebaseerd op de ideeen van Mekenkamp [1989]. Cirkelmethode Ons onderzoek is gebaseerd op het testen van de metrische kwaliteit van de kaarten in de diverse projecties met behulp van de in Utrecht ontwikkelde cirkelmethode. Deze methode is oorspronkelijk gebruikt voor het onderzoeken van de metri sche kwaliteit van historische kaarten. Het is voor het eerst dat de methode toegepast wordt in de moderne kartografie1). De cirkelmethode is gebaseerd op meting van de afstanden tussen diverse punten op de kaart. Deze afstanden worden vergeleken met de werkelijke afstanden tussen deze punten. Per punt volgt hieruit een d-waarde, die de mate van onnauwkeurigheid van een betreffend punt weergeeft. Het visueel weergeven van de puntonnauwkeurigheid gebeurt door middel van cirkels Gebiedsgrootte Groot Gebruiksdoel Klein Kiezen voor lokaal coördinatenbestand (aansluiten bij plaatselijke top-kaart) Conform Equivalent Equidistant Conform noch Equivalent Gebiedsvorm Azimutaal Cilinder Kegel 45

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2001 | | pagina 51