A» WH KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT hoogtevoorstelling op een tweedimensionaal medium (het platte papier of beeldscherm), te onderscheiden naar technie- ken: - waarbij we geen gebruik maken van 3D perceptie; - waarbij we alleen gebruik maken van de psychologische Stimuli; - waarbij gebruik wordt gemaakt van fysiologische Stimuli (met name stereovisie). hoogtevoorstelling op een driedimensionaal medium, dus kaarten waar daadwerkelijk hoogteverschillen in zitten. Hoogtevoorstelling zonder 3D perceptie 2QOI-XXVII-2 7iifrmwnin4ro oMrartn vt-trwctina Wtttitt Figuur 4 - Illustratieve reliefaanduiding. Fragment van Murer's kaart van Zürich, 1566. In de loop van de geschiedenis heb- ben kartografen lange tijd gewor- steld met de zoek- tocht naar een ef- fectieve hoogte voorstelling. Lange tijd was men be- perkt tot illustra tieve reliefaandui ding, een schets- matige aanduiding van bergen en heuvels, zoals te zien in figuur 4. Dat was enerzijds omdat de basisge- gevens ontbraken: tot in de 19c eeuw bleef de nauwkeu- righeid en com- pleetheid van op- metingen van ter- reinhoogten ver achter bij die van de plaatsbepaling. Anderzijds waren 00k geen grafische technieken beschikbaar die een meer precieze of beeidende weergave mogelijk maak- ten. Met het verbeteren van het inzicht in perspectivische schilderkunst verbeterde weliswaar de kwaliteit van illustratie ve reliefaanduiding, maar uit dit soort kaarten kan de lezer geen nauwkeurige informatie over terreinhoogte lezen. Hoogtelijnen Daar kwam verandering in toen aan het einde van de i8e eeuw het gebruik van hoogtelijnen in zwang raakte. Een hoogtelijn is een isolijn, een lijn die punten met een gelijke waarde voor een bepaald verschijnsel met elkaar verbindt. Hoogtelijnen zijn de enige manier waarop reliefvormen geometrisch kunnen wor den vastgelegd en ze vormen het uitgangspunt voor alle hierna te behandelen hoogtevoorstellingen. Het principe is te zien in figuur 5: een reeks vlakken doorsnijdt als het wäre het land- schap, en kartering van die snijlijnen in het platte vlak resul- teert in hoogtelijnen. Het hoogteverschil tussen twee opeenvolgende hoogtelijnen noemen we hoogtelijninterval. De interval is bij voorkeur con- stant (we spreken dan van equidistantie)want alleen dan is in- terpretatie van de informatie eenvoudig: hoe dichter de hoogte lijnen bij elkaar staan, hoe steiler de helling. Het dilemma is, dat een grote interval resulteert in onnauwkeurige informatie, terwijl een kleine interval een overvol en onleesbaar kaartbeeld oplevert. Figuur 5 - Principe van hoogtelijnen. Imhof geeft in zijn standaardwerk Karto graphische Geländedarstellung berekenings- methoden en aanbevelingen voor de ideale equidistantie, afhankelijk van schaal van de kaart en aard van het terrein, waar- van in tabel 1 een beperkt uittreksel gege- ven is. Met een constante interval is het vaak moeilijk om plaatselijke terreinvormen goed weer te geven. Zo zijn in figuur 6a het terras in de helling en de aansluitende steile wand niet terug te vinden en is het niet te zien of de top van de berg puntig of vlak is (of misschien zelfs een holle kra- Tabel 1 - Aanbevolen equidistantie in meters (naar Imhof, ip65). Schaal Hoog- Middel- Heuvelachtig gebergte gebergte tot vlak 1 1.000 1 0,5 0,25 1 5.000 5 2 1 1 10.000 10 5 2 1 25.000 20 10 2,5 1 50.000 30 20 5 1 250.000 100 50 10 Figuur 6 - Nadelen van equidistante hoogtelijnen (a) en gebruik van hulpmid- delen ter verbetering hiervan (b). 62

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2001 | | pagina 4