KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 2OOI-XXVII-3 behoefte om onderscheid te maken naar kwaliteit en bruik- baarheid. In dat geval moeten gebruikers kwaliteitsverschillen kunnen lezen en beoordelen. Gegevens kunnen op verschillende manieren worden gepre- senteerd (bijvoorbeeld vorm, symboliek, media). Om het ge bruikers zo eenvoudig mogelijk te maken heeft Gelderland een systematiek ontwikkeld om presentatiegegevens beschikbaar te stellen. Hiermee kunnen gebruikers snel en op uniforme wijze een kaart maken. Kiest men voor een eigen presentatie dan moet men daar zelf aanvullende gegevens voor (laten) creeren. P resentatiegegevens De presentatiegegevens die nodig zijn om het definitieve product voor de opdrachtgever te maken worden opgeslagen en standaard beschikbaar gesteld. Hiermee is de herkenbaar- heid groot en is het eenvoudig om het bestand te gebruiken. De applicatiegegevens lijken in eerste instantie wat vreemd op deze plaats omdat het niet zozeer een eigenschap is van het ob- ject of het bestand zelf. Niettemin is er voor gekozen om de ap plicatiegegevens wel bij de inhoudelijke gegevens op te slaan. Belangrijkste reden hiervoor is dat daarmee applicaties een han dig en bruikbaar hulpmiddel wordt geboden om direct en pre- cies op maat, gegevens in de applicatie beschikbaar te krijgen. Belangrijk voordeel is dat een gebruiker geen last heeft of ken- nis hoeft te hebben van de technische infrastructuur, de plaats van bestanden, de naamgeving en de technische formaten. Metagegevens als basis De metagegevens kunnen worden gestructureerd conform gangbare standaarden (o.a. cen). In de afgelopen jaren heeft Gelderland ervaring opgedaan met het verzamelen en beheren van metagegevens. Er is voor gekozen om een bedrijfsspecifie- ke structuur en inhoud van de metagegevens vast te leggen. Op dit moment vindt er een omzetting plaats van de bedrijfs- specifieke structuur naar een CEN-structuur. We hebben geleerd dat metagegevens een essentieel onderdeel vormen van de rii. Door gebruik te maken van metagegevens wordt het mogelijk om applicaties te maken die eenvoudig zijn te bedienen. Tevens wordt het de gebruiker makkelijk ge- maakt bij zoeken naar de juiste gegevens. Eenheid van registratie (bestand) Voordat een bestand wordt opgeslagen op de Server (databank) wordt een aantal gegevens vastgelegd en inhoudelijk gecontro- leerd. Coverage: het bestand is opgeslagen in het coverage-formaat van Arclnfo. lut en avl: de presentatiegegevens van het bestand zijn vast gelegd in de LUT-tabel (t.b.v. Arclnfo) en in het AVL-bestand (t.b.v. ArcView). Door deze gegevens op een eenduidige wij ze op de Server op te slaan wordt het bestand voor gebrui kers snel toegankelijk en herkenbaar. Metagegevens-record: bij een bestand hoort een metagege- vens-record. Dit record wordt opgeslagen in een Oracle-da- tabase. Bitmap: dit is een afbeelding ('quick-look') van het bestand in GlF-formaat. Identificatie: dit is een naam, 00k wel 'globale variabele' waarmee het bestand kan worden aangeduid in applicaties. Dit heeft het voordeel dat er geen 'harde bestandsnamen en -paden' hoeven te worden gebruikt. De presentatiegegevens zijn zo veel mogelijk gebaseerd op een standaard kleuren- en symbolentabel. De centrale gegevensbe- heerder controleert op de toepassing ervan en zorgt ervoor dat gegevens eenvoudig kunnen worden hergebruikt. Zo wordt er extra aandacht besteed aan de leesbaarheid van teksten en co deringen en op de aanwezigheid van omschrijvingen. Uitgangspunt is dat verschillende productieteams van de afde- ling Geo zo volledig mogelijk gegevensbestanden en metagege vens gereed maken. Na afronding van het werk worden alle bijbehorende stukken (zie eenheid van registratie) aangeboden in een digitale wachtkamer. Dit is een tijdelijke werkruimte voor de centrale gegevensbeheerder die informatie beoordeelt, kleine verbeteringen/optimalisaties doorvoert en uiteindelijk goedkeurt. Technische infrastructuur: het 3-lagen model Een verantwoorde technische infrastructuur gaat ervan uit dat gegevens, functionaliteiten en presentatie (interface) van elkaar gescheiden worden. Gegevens zijn daarbij de gegevens van ruimtelijke objecten, hun onderlinge relatie en de metagege vens, relevant voor het doel waarvoor de gebruiker deze wil in- zetten. Onder functionaliteiten wordt verstaan een hoeveel- heid programmatuur die zelfstandig een functie (opdracht/be- werking) kan uitvoeren op een aantal gegevens en een zeker resultaat teruggeeft. Het worden componenten (overeenkom- stig lego-bouwstenen) die eenvoudig kunnen worden toege- voegd en vervangen. Bij de interface/presentatie gaat het erom dat de opmaakkenmerken om gegevens te presenteren (bij voorbeeld op scherm of printer) gescheiden worden opgesla gen van de feitelijke gegevens zelf. Traditionele client-server programmatuur of Windows95 desk- top-toepassingen voldoen hier vaak in onvoldoende mate. Bij internet- en intranet-toepassingen zijn er wel mogelijkheden om dit concept toe te passen. Bij de ontwikkeling van de rii in Gel derland is in eerste instantie het scheiden van gegevens en func tionaliteiten nagestreefd. De scheiding van presentatiekenmer- ken en functionaliteiten bleek in de praktijk nog niet haalbaar. De presentatie van gegevens wordt nog in hoge mate bepaald door het Gis-pakket (bijvoorbeeld ArcView). Bij de ontwikkelingen van internet en intranet (zowel de Gel- derse Kaartmachine als bijvoorbeeld Ajcims) zijn opmaakken merken wel op een juiste wijze gescheiden van de functionali teiten en gegevens. Het moet dan 00k eenvoudig zijn om de applicatie Kaartmachine te vervangen door ArciMS en omge- keerd. De ruimtelijke gegevens zijn opgeslagen op een centraal ge- plaatste dataserver. Dit is een zware Unix-server, die met name is bedoeld voor I/O. Internet- en intranet-toepassingen maken gebruik van een NT-server. Gegevens die geschikt zijn voor ge bruik in het internet en intranet worden gekopieerd van Unix naar NT. DeNT-server is 00k ingericht om een belangrijk deel van het rekenwerk voor zijn rekening te nemen. De metagege vens zijn opgeslagen in een Oracle-database die eveneens op een centrale Unix-server is geplaatst. De Gis-applicaties draaien vooral op Windows95 pc-computers en in mindere mate op Unix- en NT-workstations. Applicaties worden gescheiden van gegevens. Gegevens die in bewerking zijn, worden opgeslagen op een Novell- Server. Kennisorganisatie Ervaring met het ncgi en de I-kaart heeft ons geleerd dat de informatiebehoefte divers is. Dit betekent 00k dat de informa- tievoorziening daar op moet worden afgestemd. Er moet infor- 38

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2001 | | pagina 44