'1 I6e-eeuwse legendalandjes als handleiding voor kaartgebruik KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT ARTIKEL P.C.J. van der Krogt F.], Ormeling geschiedenis van de kartografie, onderzoek history of cartography, research histoire de cartographie, recherche TREFWOORDEN KEYWORDS MOTS-CLES Inleiding Legenda's hebben voor de gebruikers van kaarten een tweeledige functie [Mijkse- naar, 1983]: ze dienen om bepaalde infor- matie grafisch gecodeerd in de kaart te- rug te vinden en ze helpen bij de ver- caling van objecten in de kaart. Bertin [196-/] geeft aan hoe bij het werken met kaarten twee stappen nodig zijn voordat men oorspronkelijke relaties uit kaarten kan aflezen: de externe en interne identi- ficatie. De eerste bestaat uit het zieh re- aliseren welk gebied wordt afgebeeld voor welk thema. Interne identificatie is het proces waarbij men zieh realiseert welke componenten op welke manier grafisch worden gevisualiseerd. Dat doet men aan de hand van een legenda. Voor de producenten van kaarten hebben le genda's daarnaast de funetie van het pa let: ze tonen welke Symbolen gebruikt kunnen worden, wat de te gebruiken af- metingen en precieze kleuren zijn en wat hun betekenis is. Maar daardoor doen ze daarnaast nog meer: ze tonen de landmeter wat er in het terrein opgenomen moet worden, en laten de karteerder dus gelijk al met een bepaald 00g naar het landschap kijken. Als ergens geen symbool voor is wordt het niet gekarteerd, net zoals we een be- Dr. P.C.J. van der Krogt is onderzoeker in de geschiedenis van de kar tografie en maakt deel uit van de onderzoek- groep Explokart, Faculteit Ruimtelijke Wetenschap- pen, Universiteit Utrecht, [e] p.vanderkrogt Prof.dr. F.J. Ormeling is hoofd van de discipline- groep Kartografie aan de- zelfde universiteit, Heidelberglaan 2, 3584 CS Utrecht, [e] f.ormeling paalde kleur niet kunnen benoemen als we er geen naam voor hebben. Niet alle dementen van kaarten zijn alleen via een legenda toe- gankelijk, zeker niet in de zestiende eeuw: er kunnen onder de kaartelementen 00k een aantal zij-aanzichten, tekeningen van de werkelijkheid zijn: afbeeldingen van boerderijen, landhui- zen, sloten, hekken, bomen, die men 00k zonder legenda be- grijpt. Ze vormen een stoffering die helpt bij de orientatie in dit abstracte grafische landschap. De zestiende eeuw kende nog geen aardrijkskunde-onderwijs, en geen leerboeken en schoolatlassen die ons, uitgaande van de plattegrond van het klaslokaal of een luchtfoto van de school de prineipes van de kaart leren: dat de richtingen op de kaart (als je hem goed orienteert) overeen kunnen komen met die in het terrein; dat de vörmen in de kaart dezelfde zijn, op schaal, als die in werkelijkheid en natuurlijk het schaalbegrip, dat alle afmetingen uit de werkelijkheid even zo vaak verkleind zijn als overeenkomt met het schaalgetal. We leren 00k impliciet dat je, door iets te karteren daarmee het gereedschap hebt alle mo- gelijke metingen te doen aan de werkelijkheid die je wellicht in de praktijk niet kunt uitvoeren door allerhande belemme- ringen (water, dichte vegetatie, bebouwing enz.). Tot de zestiende eeuw verkozen landmeters geschreven rap- porten voor de verwerking van hun landmeetkundige gege- vens. Kort na 1500 drong echter het besef door dat kaarten on- gekende mogelijkheden bieden als gereedschap voor beheer en planning en daardoor werden ze in toenemende mate gebruikt voor grondboekhouding, militaire operaties en waterbeheer- sing. In de zestiende eeuw had men net het principe van de voorwaartse insnijding van driehoekspunten ontdekt (Gemma Frisius) en daarmee de driehoeksmeting. Parallel daarmee gin gen landmeters zieh bezighouden met de kaartvervaardiging. Vooral in de tweede helft van de zestiende eeuw hadden veel erkende landmeters meettechnieken onder de knie die nodig waren om betrouwbare kaarten te maken. Vanaf het midden van de zestiende eeuw lieten particulieren en kerkelijke instan- ties in de Nederlanden op grote schaal hun bezittingen door landmeters opmeten en karteren. Wanneer zulke kaarten en het register in een band samengevoegd worden spreekt men van een (prekadastraal) kaartboek. In die ingebonden vorm 27

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2001 | | pagina 33