KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 2OOI-XXVII-4 lande Inden velden staen, tot seekere landtgemercken. (4) Ten Vierden sijn alle die charten gema eckt op ten cleijnen voet ofte maete, welcke maete ter sijden bij ofie boven dije charte gesteh staet, met cijferlette- ren hebbende eenen passer boven die mate ende cijfer letters gesteh op dat- men weten mach hoe lanck dat het landt is, ofte wat breite tselfde landt heeft. (4) Ten lasten sijn mede ter sijde ofie bij de carten gesteh die grote van elcke parcij- el, ofie ten minste die grote vant gehele landt ofte weer tgasthuijs int geheel ofie met sijnen ingelanden in gemengeder vuere ende aerde toebehoerende. met on- derscheit van letteren, waer mede bewe- sen woert elcke parciel sijn grote. Samengevat Staat er dat (1) de richtingen op een kaart overeenkomen met die in het terrein, (2) de namen van de huur- ders of eigenaars van aangrenzende per- celen vermeld staan, (3) de vorm van de percelen op de kaart gelijk is aan die in het terrein, er onderscheid gemaakt is in weiland en akkers en de landkenmerken (hekken, bomen, wegen, huizen) ingete- kend zijn, (4) de kaarten op schaal gete- kend zijn en er een schaalstok bij is gete- kend, en (5) dat de grootte van het per- ceel (of van het gedeelte dat in bezit van het Gasthuis was) naast de kaart geschre- ven is. Op de volgende bladzijde Staat de ver- klaring van de kaartsymbolen: Ende soe wat weylandt is, dat selfde is in- der charte heel groen gemaeckt. Evensoe wat parcijle landt nu gebout ende geteelt wordt, dat selfde is mit swarte puntkens ge- teikent. Alle sloten ende wateren sijn geco- loreert ende geverwet met blau verwe. Om tselfde perfectelick te verstaen is hyr een exempel tot onderwijs van sullicx ter siden gesteh. Daer sijn drije parcielen lands gelegen an- den anderen, geteikent A. B. C. vande welcke geteikent A. alst gemeten is gewest, ist bevonden viercantich te wesen, behalten datte een cromme sloet hadde, ende is geteikent D. ende was telandt soet blijckt bij de stipkens daer in gemaeckt, hebbende sijn breite int oosten xxii roeden, ende sijn lenckte ofte sijde int noorden xxix R. alsmen mitten passer tselfde besoecken mach bij de mate gesedt ter sijden ant landt, ende is geteikent E. Het stuck geteikent B. is oick viercantich, dant heeft een geer int westen geteikent F. Ende is breet naede maet voirscreven xxii R. Ende is weilant alst blijckt bij de groene coluer sonder eenighe swarte stipkens, ende heeft op hem staen een huijs, berch, ende hec ke. Het stuck geteikent C. is een driecant ofte geer, hebbende sijn rech te side lanck Ivij roeden, hebbende eenen spitsen hoeck int oosten. Die sloten sijn verscheiden vant lant met blauwe verwe, soet hijr blijckt. Tselfde salmen opserveren inde navolgende charten in dit Register gesteh. Ende soe waer twederhande scale ofte mate geschre- ven staet, beteikent dat het landt soe veel Roden inder lanct heeft, datmen hijr int carteren met den feer ende mate vande breite, die lenckt nijet op haer proportie stellen en soude mögen. Samengevat: wat weiland is, is op de kaart groen gekleurd, ak kers zijn in groen met zwarte puntjes aangegeven en sloten en andere waterlopen zijn blauw gekleurd. In het voorbeeld staan drie percelen, a, b en c getekend. a is vierkant, op een bochtige sloot na (aangegeven met d) en is een akker. In het oosten is dit perceel 22 roeden breed en de lengte in het noorden is 29 roeden, wat blijkt als het met de passer gemeten wordt met behulp van de schaalstok e. Perceel b is 00k vierkant, maar heeft een gerende zijde in het westen (f). De breedte is 22 roeden en het is weiland, en er Staat een huis, hooiberg en een hek op. Perceel c is driehoekig, de rech te zijde is 17 roeden lang en er is een scherpe hoek in het oos ten. De sloten zijn blauw gekleurd. Op gelijke wijze bekijkt men de kaarten in dit register. Waar er twee schaalstokken staan, daar was het land zo langwerpig, dat bij het karteren op dezelfde maat als de breedte, de lengte niet in verhouding weergegeven kan worden. Het laatste punt verdient wat nadere toelichting. Sommige percelen hebben een zodanig langwerpige vorm dat bij 'gewo- ne' kartering het perceel er als een dikke lijn uit zou zien, of over meerdere bladzijden getekend zou moeten worden. Pieter Resen vond het een elegante oplossing om voor de lengte van het perceel een kleinere schaal toe te passen dan voor de breed te. De kaart van het perceel krijgt daardoor een meer vierkante Figuur 2 - Een van de vorm. Het is de vraag of dit wel zo'n gelukkige keuze was. Als 'tweeschalige'kaarten hij zijn opdrachtgevers al moest uitleggen wat een kaart was, van Pieter Resen. Het zouden ze dan nog begrepen hebben wat Resen met een dub- betreffendeperceel ligt bele schaal bedoelde? in Rijswijk. 29

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2001 | | pagina 35