KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 2002-XXVIII-I 2000]. Zo kunnen er een of meer mo- menten of intervallen in de tijd worden gekozen (bijv. alleen de droge tijd, twee groeiseizoenen). Selectie van een thema tisch attribuut [MacEachren et al., 1998] kan een kwalitatieve of kwantitatieve le- genda-eenheid zijn (b.v. onbegroeid ter- rein, vegetatie-index 0.4). Een combi- natie van locatie en attribuut kan bij- voorbeeld resulteren in de weergave van het grootste gebied dat door een geselec- teerd attribuut in beslag wordt ingeno- men voor elk moment van de tijdlijn. Bij selectie van grafische representade of perspectief kan worden gedacht aan een andere vormgeving, overgang naar een 3D voorstelling enz. [Dorling, 1992]. Er is 00k sprake van manipulatie van weergavemoment als de animatie wordt gestopt, de beeiden stapsgewijs worden bekeken, of als het startpunt van een animatie zodanig wordt gekozen, dat de patronen die erin zichtbaar zijn overeen- komen met patronen van een mogelijk gecorreleerd verschijnsel in een andere animatie (b.v. 'tuning' van patronen in luchtverontreiniging en in vegetatie) [Blok et al., 1999]. Volgorde kan worden veranderd door de chronologische opeenvolging voor de component tijd los te laten, bijvoorbeeld door de animatie (snel) achterstevoren te bekijken, of interval b voor interval a. Volgorde kan 00k worden gekoppeld aan locatie [DiBiase et al., 1992], Zo kan het totale gebied dat in beslag genomen wordt door een gekozen attribuut op een bepaald tijdstip geleidelijk worden opge- bouwd, bijvoorbeeld te beginnen bij bet kleinste gebied en eindigend bij het grootste gebied. Als daarentegen voor een bepaald tijdstip een geleidelijke beeldopbouw zichtbaar wordt doordat steeds het gebied dat in beslag wordt ge nomen door een ander attribuut wordt toegevoegd, is er sprake van koppeling van volgorde aan attribuut [Slocum et al., 1990; Peterson, 1995]. Ook diverse grafische vormgevingen of perspectieven op de data kunnen elkaar opvolgen in een animatie. Voorbeelden van interventie of interac- tie met duur zijn verandering van de tijdsduur waarin bepaalde eenheden van de datacomponent tijd zichtbaar zijn. Duur kan ook worden gekoppeld aan thematische attributen en/of locaties, bijv. anomalieen in de data of een kwets- baar gebied [Moellering, 1976; DiBiase et al., 1992]. Algemene verandering van de weergavesnelheid van de animatie (fps), inclusief snel voor- of achteruit- Figuur 3. Toepassing van dynamische visu- alisatievariabelen: a. via waarnemings- eigenschappen gekop peld aan meetniveaus van de data; b. via effecten gekop peld aan monitoring- taken. spoelen vallen ook onder manipulatie van duur [Andrienko et al., 2000]. Er zijn allerlei manieren waarop frequentie via interventie of in- teractie als dynamische variabele kan worden aangewend. En- kele bekende voorbeelden zijn knipperende Symbolen ('blin- king'), Symbolen die met een bepaalde frequentie van kleur veranderen of (schijnbaar) bewegen (resp. 'coiour cycling' en 'jittering') enz. Manipulatie van frequentie kan op onderdelen van alle gegevenscomponenten worden toegepast [DiBiase et al., 1992; Fisher, 1993; Evans, 1997]. Een geheel andere manier waarop frequentie kan worden toegepast, is door de animatie geheel of gedeeltelijk herhaald (in een loop) te bekijken. Veel van de bovenstaande manipulaties van dynamische visua- lisatievariabelen kunnen na elkaar of in combinatie worden ge- bruikt, bijvoorbeeld 'tuning' en verandering van weergavesnel heid van een van de animaties, verandering in volgorde en toe passing van frequentie voor bepaalde waarden enz. Effecten van gebruik Verschiliende onderzoekers hebben getracht toepassing van dy namische visualisatievariabelen te koppelen aan meetniveaus van te representeren data, zoals dat voor grafische variabelen ge- bruikelijk is [MacEachren, 1995; Yaman Koop, 1996; Green, 1999]. Er is echter betrekkelijk weinig empirisch bewijs dat aan- toont öf en zo ja hoe zo'n relatie het gebruik van een animatie bei'nvloedt, en andere koppelingen zijn ook de moeite van het onderzoeken waard, temeer omdat de variabelen in feite zijn toe te passen op data van elk meetniveau. Dat geldt bijvoor beeld voor de in tabel 2 genoemde mani pulaties met thematische attributen. Data Meetniveau Grafische variabelen Effect (waarnemings- eigenschap) Data Monitoringtaken /-vragen Dynamische variabelen Effect In dit artikel wordt een andere koppe ling voorgesteld, namelijk tussen moge- lijke effecten van het gebruik van dyna mische visualisatievariabelen en monito ringtaken (figuur 5). Toepassing van de dynamische variabe len met en zonder interventie of inter- actie zal bepaalde effecten bij de ge- bruiker oproepen. Deze effecten zijn te vergelijken met de waarnemingseigen- schappen van grafische variabelen [Ber tin, 1967/1974]. Tabel 3 geeft een over- zicht van effecten die hier worden on- derscheiden. Eerder hebben Kraak en Klomp [1996] voor de variabelen volgor de en duur enkele 'effecten' genoemd. Het animeren van geodata betekent impliciet dat er in de tem- porele dimensie weergavemomenten worden gemarkeerd, en dat volgordes, duren en eventuele frequenties die in de aan de animatie ten grondslag liggende data aanwezig zijn, worden gerepresenteerd. Het impliciete effect van animeren met of zonder interventie of interactie - is dus dat het dynamisch ge- drag van de onderliggende data waarneembaar wordt. Impli ciet effect is ook een zekere mate van verandering. de omvang van de veranderingen in een animatie per eenheid van weerga- vetijd. Dit laatste effect wordt veroorzaakt door karakteristie- ken van de data, maar ook door keuzes die worden gemaakt voor de vormgeving van de animatie (zoals het aantal beeiden per seconde). 11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2002 | | pagina 13