2002-XXVIII-2
Figuur 3. Brüse Eilanden.
a. Contouren Ierland, Pedro Reinel 1304
(bewerking)
b. Gerritsen 138g
c. Waghenaer 1383/84
d. Gerritsen 1391 (UB Leiden)
e. Waghenaer 1391I'92.
KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
Dit alles in aanmerking genomen wordt duidelijk dat de be-
roemde en ruim verspreide Europakaart van Waghenaer min
der origineel blijkt te zijn dan oorspronkelijk aangenomen kon
worden. Het lijkt erop, dat de belangrijkste merites van
Waghenaer te zoeken zijn in de verbetering van de weergave
van de Britse Eilanden en niet onbelangrijk de uitbreiding,
c.q. verbetering van het kaartbeeld naar het noorden. Daar-
door kon de route om de Noordkaap richting Witte Zee in
beeld gebracht worden. De rest is onveranderd en is in grote
lijnen 00k al op de kaart van Gerritsen te vinden. En waarom
zou op zijn beurt aan Gerritsen alle eer toekomen? Immers,
Waghenaer verklapt in de 'SpiegheF hoe je een goede paskaart
moet maken: 'men neme een goede portolaankaart en trekke
die na [Koeman, 1964, pp. 33 e.v.]. Dit moet een alom ge-
praktiseerde en aanvaarde traditie zijn geweest. Längs deze weg
zal decennia lang het kaartbeeld van de Europese kusten ver-
der geevolueerd zijn. Pas met de mogelijkheden die drukkers
als Plantijn en Claesz aanboden werd deze traditie van nateke-
nen en verbeteren van de overzichtskaart van Europa voor het
eerst in gedrukte vorm zichtbaar gemaakt en gecodificeerd.
De volgende Staat van Gerritsens kaart, die uit 1591, is wel bij-
gewerkt (hij zou anders immers onverkoopbaar zijn gewor
den). Grote structurele aanpassingen waren niet haalbaar op
de bestaande koperplaat, maar de kaart was toch 'Op nieus
oversien ende door vele stierluijden hulpe gebetert'. Wellicht
hebben Claesz en Van Doetecum, ondanks de opkomst van de
kaarten van Waghenaer, de weduwe Gerritsen met deze verbe
terde heruitgave nog een keertje de helpende hand willen toe-
steken. Ierland en Noordwest Groot-Brittannie zijn qua vorm
en detaillering beter aan de eisen van de tijd aangepast.
Waghenaer volgde in 1591/92 Gerritsens vorm van Ierland zelfs
weer na! De amorfe 'klomp' die IJsland aanvankelijk voorstel-
de is aanzienlijk verbeterd en hier en daar in de kaart zijn ver-
scheidene andere details gepreciseerd.
Het is opmerkelijk dat Waghenaer in
1583/84 nog niet aan een fundamentele
aanpassing van IJsland toegekomen was.
We mögen daarom aannemen dat de
IJslandkaart van Ortelius uit 1585/87
[van den Broecke, 1996, nr. 161] in die
kwaliteitsverbetering een doorslaggeven-
de rol heeft gespeeld (figuur 4).
Wanneer we de kaart in een voc-
perspectief plaatsen, is het interessant te
kunnen vaststellen, dat onder de hoede
van Cornelis Claesz achtereenvolgens
kaarten versehenen, die steeds meer
prijsgaven van de zone die het onderzoe-
ken van de noordoostelijke passage naar
Indie mogelijk maakten. De oudste uit-
gave van de kaart van Gerritsen laat zien
dat de Nederlandse kennis daarvan nog
niet ver genoeg gevorderd was. Maar
Waghenaers kaart van 1583/84 (figuur 2)
geeft een grote verbetering te zien. In
deze tijd vonden dan 00k de eerste
Nederlandse exploraties van dat gebied
plaats [Spies, 1994]. Een echte stoot in
de goede richting was mogelijk met
Waghenaers grote paskaart van Europa
uit 1589, waarop een heel groot gebied
van de noordelijke 'verkenningszone'
Staat afgebeeld, met het Nova Zembla in
rudimentaire vorm waarneembaar, als
zuidelijk uitsteeksel van een onmetelijk,
J&mm-
10