Naar de veilige haven
Een beknopte geschiedenis van de navigatie sinds de zeventiende eeuw
ARTIKEL
2002-XXVIII-2
W.F.J. Mörzer ßruyns
geschiedenis van de kartografie, navigatiesystemen, overzicht trefwoorden
history of cartography, navigation Systems, survey KEYWORDS
histoire de cartographie, systemes de navigation, etude MOTS-CLlJS
Navigatie is de kennis die nodig is om met een schip veilig
längs de kortst mogelijke route tussen twee plaatsen te varen.
Behalve over ervaring en zeemanschap, de kennis om met
een schip om te gaan, moet een stuurman weten welke koer-
sen hij zijn schip moet sturen om de bestemming te bereiken.
Nederlanders varen al eeuwen en hebben veel aan de kennis
van navigatie bijgedragen.
Inleiding
Voor navigatie getfruikt de zeeman een zeekaart, een zeemans-
gids met routebeschrijvingen, een lood en lijn voor diepteme-
ting en een kompas. Uit de kaart leidt hij de koersen af die hij
met behulp van het kompas moet sturen. Een kompasnaald
wijst naar het magnetische noorden terwijl men bij navigatie
van het wäre of geografische noorden uitgaat. De hoek tussen
beide noordrichtingen noemt de zeeman variatie en nauwkeu-
rige kennis daarvan is voor veilige navigatie van groot belang.
Een andere complicerende factor is dat een zeilschip niet tegen
de wind kan invaren en daarom meestal gedwongen is een län
gere weg af te leggen dan längs de rechte lijn tussen vertrek en
bestemming. Een stuurman zet zijn positie, uitgedrukt in de
geografische breedte en lengte, in de zeekaart. Zijn gegiste po
sitie (de positie gebaseerd op geschatte gegevens) houdt hij bij
W.F.J. Mörzer Bruyns
is senior conservator
(zeevaartkunde) van het
Nederlands
Scheepvaartmuseum,
Kattenburgerplein I,
1018 KK Amsterdam,
[e] wmorzerbruyns@
scheepvaartmuseum.nl
Figuur i. Loden van-
af een jachtje, om-
streeks 1630. Detail
van een aanzicht van
de stad Olinda in
Pemambuco, Brazilie
gegraveerd door Claes
Jansz. Visscher,
Amsterdam.
Collectie Nederlands
Scheepvaartmuseum,
Amsterdam.
door in de kaart längs de koersenlijnen
met een passer de afgelegde weg van het
schip af te passen. Maar onzekere facto-
ren zoals zeestromen, storm en langdurig
siecht weer be'fnvloeden de gegiste posi
tie waardoor een schip mijlen uit z'n
koers kan raken. De stuurman moet
daarom geregeld zijn wäre positie bepa
len. Dat kan door orientatie aan de kust
of door astronomische plaatsbepaling,
waarbij de hoogte van een of meer he-
mellichamen boven de kirn wordt geme-
ten en vervolgens een berekening wordt
uitgevoerd. Breedtebepaling uit de hoog
te van de Poolster of de zon boven de
kim was in de zestiende eeuw bij Span-
jaarden en Portugezen bekend. Door het
ontbreken van een vast punt boven de
nulmeridiaan was geografische lengtebe-
paling op zee veel ingewikkelder. Leng-
teverschil tussen twee meridianen kan
worden uitgedrukt in tijdverschil. Dit
kon op twee manieren worden gemeten,
met een nauwkeurig uurwerk en met de
methode van maansafstanden. Aange-
moedigd door van overheidswege uitge-
loofde geldprijzen lukte het geleerden en
instrumentmakers in de tweede helft van
de achttiende eeuw om tafels te bereke-
nen en waarnemingsinstrumenten te ma-
ken waarmee de twee methoden van
lengtevinding op zee konden worden
toegepast. Op beide wordt hierna terug-
gekomen.
Van kust- naar oceaannavigatie
Eind zestiende eeuw maakte de Neder-
landse scheepvaart de overgang door van
kust- naar oceaannavigatie. Het traditio-
nele vaargebied lag längs de kusten van
West-Europa, tussen Kola in het noor-
16