tatnfoemfttelipwfitttt leermhmnen footnm Dat bttttmatftttdhtotttot «W 8dP m jfwurrtafe ©acutes Jjacob oft (oft tjut tf lande uan üat Zu Uarmtre uokk gtjrautn* bptm tue uroi&pDtttwf&t 1} flöemaahtjtct/ tnDc oeck Die JnOruaumm uan KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT den en de Middeliandse Zee. De Spaan- se koning verbood in 1585 aan Neder- landse schepen om in Lissabon handel te drijven waardoor de lucratieve aanvoer van Aziatische producten in gevaar kwam. Antwerpen viel in Spaanse han- den en protestantse geleerden en koop- lieden trokken naar de Noordelijke Ne- derlanden. Vooral Amsterdam profiteer- de daarvan en maakte een grote bloei door. Spoedig ontwikkelde men daar plannen voor een eigen vaarroute naar Azie, waarvoor de Atlantische en Indi sche Oceaan moesten worden overgesto- ken. Dit vereiste meer kennis van navi- gatie dan voor het varen in kustwateren. Door handelscontacten beschikten Ne- derlanders al enkele decennia over navi- gatie-instrumenten die in Zuid-Europa voor oceaannavigatie waren ontwikkeld. Het zeeastrolabium en de graadstok zijn hoekmeetinstrumenten waarmee men door de hoogte van de Poolster boven de kirn in boogmaat te meten, de breedte vond. Die ster is bezuiden de equator echter niet zichtbaar, zodat daar de hoogte van de zon moet worden ge- bruikt. Omdat de zon niet vast boven de equator Staat gebruikt men daarbij een formule en tafels. Deze gegevens ver sehenen voor het eerst in het Nederlands in De Zeevaart off Conste van der Zee te vareneen uit het Spaans vertaald hand- boek van Pedro de Medina, dat in 1580 in Antwerpen uitkwam. Later is De Zee vaart in Amsterdam nog driemaal uitge- geven. Bij de overdracht van de noodzakelijke kennis speelde Petrus Plancius een be- langrijke rol. Deze predikant en be- kwaam geograaf trok na de val van Ant werpen naar Amsterdam. Samen met de Amsterdamse uitgever Cornelis Claesz. zag Plancius kans om clandestien in Spanje manuscriptkaarten van Azie te kopen. Jan Huygen van Linschoten werkte j arenlang in Azie in dienst van Portugezen en deed daar de nodige ken- 2002-XXV111-2 ORT XON TE 90«nfcfjj ttoodj/ Sty "teiaf GBacwftif). Figuur 3. Meten van de Poolsterhoogte met een graadstok. Rechts is het diagram voor de constructie van de stok. Uit G. Willem sen van Hollesloot, Die Caerte van de Oost en de Westzee van 1394. Collectie Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam. Figuur 2. Meten van de zonshoogte met een zeeastrola bium. De alidade wordt gedraaid tot de schaduw van het bovenste vizier het onderste vizier be- dekt, waama de hoogte bij de graad- verdeling op de bo- venrand wordt af- gelezen. Uit De Zeevaert oft Const van ter Zee te Va ren van Pedro de Medina van 1380. Collectie Neder lands Scheepvaart museum, Amster dam. nis op. Hij legde die vast in zijn Itinerario, dat de Nederlan- ders als leidraad diende. Samen met Robbert Robbertsz. le Canu, een leermeester in de stuurmanskunst, gaf Plancius in- struetie in de navigatie aan de schippers en stuurlieden die naar Azie voeren. De theoretische kennis kwam, behalve uit het boek van De Medina, uit eveneens bij Cornelis Claesz. versehenen vertalingen van andere Spaanse leerboeken. In 1594 werden vanuit Amsterdam enkele pogingen onderno- men om via de noordoostelijke route Azie te bereiken. De laat- ste kreeg bekendheid door de overwintering op Nova Zembla in 1596-1597. Positiever was het resultaat van de eerste reis van Nederlanders rond Kaap de Goede Hoop, in 1595-1597-. Spoe dig werden handelsondernemingen gevormd die expedities naar Azie uitrustten. Onder druk van de overheid gingen deze samen en vormden in 1602 de Verenigde Oost-Indische Com- pagnie (voc). Dit bedrijf bestond uit zes kamers, afdelingen, waarvan de Amsterdamse de grootste en rijkste was. De voc heeft een krachtige impuls gegeven aan de ontwikkeling van navigatie en maritieme kartografie in Nederland. De rol van de VOC Betrouwbare zeekaarten en navigatie-instrumenten en goed opgeleide stuurlieden zijn mede een waarborg voor veilige na vigatie. Daarom Steide de voc direct bij de oprichting een offi- ciele kaartenmaker aan, die betrokken was bij de verstrekking van kaarten en andere navigatiemiddelen aan de schepen. Schippers en stuurlieden moesten tijdens hun reizen hydrogra- fische informatie verzamelen en die na terugkeer bij de kaar tenmaker inleveren. Hiermee verbeterde hij het kaartmateriaal voor volgende reizen. In 1654 stelden de kaartenmaker en de 'examinator van de stuurlieden', de laatste funetie bestond vanaf 1619 in Amsterdam, een lijst op van de stuurmansgereed- schappen die aan elk schip dienden te worden verstrekt. Deze lijst werd in de jaren daarna regelmatig aangepast aan nieuwe ontwikkelingen. Verouderde navigatie-instrumenten, kaarten en boeken werden afgevoerd en vervangen door nieuwe. Zo schrapte men in 1675 het zeeastrolabium omdat het, vergele- ken met graadstok en hoekboog, duur en onnauwkeurig was. 17

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2002 | | pagina 19