KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
2002-XXVIII-2
neer oscilleert, zonder dat de complete zandgolf migreert.
Toch blijken er ook duidelijke aanwijzingen te zijn voor mi-
gratie. Uit een onderzoek van Galavazi (1998) naar verplaatsing
van zand naast een pijpleiding (bruikbaar als een soort hele
grote liniaal) voor de kust van Noord Holland blijkt dat er
sprake is van verplaatsing van hele zandgolven. De megaribbels
maken een kleine hoek met de zandgolven, en wel zo dat de
lijzijde van de megaribbels naar de top van de zandgolf gericht
is. Terwindt [1971] vermoedt dat dit er voor zorgt dat de af-
platting van de zandgolven die tijdens de winter ontstaat weer
wordt hersteld door aanvoer van zand via megaribbels naar de
kruinen van de zandgolven. Over de dynamiek van megarib
bels bestaat in de literatuur minder twijfel. Deze structuren
worden op een tijdschaal van uren tot enkele dagen gezien als
dynamisch in zowel horizontale als verticale richting. Megarib
bels worden in de winter minder waargenomen.
Uit het hier voorgaande blijkt dat de verschillende morfologi-
sche eenheden zowel ruimtelijk als over de tijd verspreid zijn.
Het karteren van deze spatiotemporele dynamiek is moeilijk.
Het visualiseren van de gedetailleerde gegevens die tegenwoor-
dig ingewonnen kunnen worden blijkt nog steeds voor de no-
dige uitdaging te zorgen. Hierdoor rijst de vraag wat nu de
beste manier is om dynamiek te visualiseren.
Deze vraag is echter enigszins tweeledig. Namelijk: Wat is het
meest geschikte middel om dynamiek op de kaart te zetten, en
wat willen de mogelijke gebruikers met betrekking tot deze vi-
sualisatie om vragen ten aanzien van dynamiek te kunnen be-
antwoorden? Om antwoord te krijgen op deze vragen is eerst
gekeken hoe dynamiek nu in kaarten kan worden weergege-
ven, vervolgens is er met een gebruikersonderzoek gekeken
naar de wensen van de gebruiker.
In de kaart van Van Alphen en Damoiseaux, met als thema de
geomorfologie van de Nederlandse kustwateren [1988], wordt
een geomorfologisch verschijnsel met kleur en Symbolen op
een tweedimensionaal vlak weergegeven (figuur 1). Het weer-
geven van vormen op een papieren kaart veroorzaakt geen gro
te problemen. Tenslotte heeft men een x- en y-component
voor de (geografische) locatie, en een variabele om het te karte
ren verschijnsel weer te geven.
Figuur 1. Fragment
van de geomorfologi-
sche kaart van de Ne
derlandse kustwateren
(naar [van Alphen
Damoiseaux, 1988]).
Kaarten en dynamiek
Voor de tijd dat men gebruik kon maken van dynamische
kaarten is men er toch ook telkens in geslaagd dynamiek weer
te geven in statische kaarten. Het weergeven van deze dyna
miek vraagt echter nogal wat inventiviteit van de kartograaf.
Er zijn enkele mogelijke benaderingen ten aanzien van dyna-
miekkaarten:
Depijlenkaart/bewegingskaart. Het is mogelijk om voor het
weergeven van een beweging (dus ook voor verplaatsing van
eenheden) pijlen, rimpelingen, bliksemschichten enz. te ge-
bruiken. De kaarten die hiermee vervaardigd kunnen worden
zijn bewegingskaarten. Zo worden in sommige weerkaarten
pijlen gebruikt om aan te geven wat de windsterkte en wind-
richting op een bepaald punt is. Doet men dit voor een groot
aantal punten dan kunnen ook hiermee complexere ruimtelij-
ke patronen gevisualiseerd worden. De pijl kan dikker zijn,
om een groter volume van verplaatsing te suggereren, of kan
langer zijn zodat een hogere snelheid gesuggereerd wordt.
De figuratieve kaart. Ook met een figuratieve kaart is het mo
gelijk dynamiek te visualiseren. Dit kaarttype kan dynamiek
tonen door middel van figuratieve Symbolen en een tijdsin-
dicatie (zoals bijvoorbeeld een tijdsbalk).
De verschilkaart/choropleet. Choropleten
tonen het verschil in patroon van een
bepaald verschijnsel tussen twee of
meer tijdstippen. Een van de meest
voorkomende kaarten van dit type zijn
verschilkaarten. De dynamiek wordt
hierop slechts indirect afgebeeld, maar
het geeft de gebruiker wel een beeld
van de netto veranderingen over een
bepaalde geselecteerde tijdsperiode.
Deze vorm van dynamiekweergave
heeft als voordeel dat ze snel gemaakt
kan worden, maar veronderstelt wel
dat men de processen die men visuali-
seert voldoende kent om een zinvol
tijdsinterval te kiezen waarover de
kaart berekend is. Bij het ontdekken
van nieuwe processen kan dit moeilijk
zijn.
De vormlijnenkaart/isochronenkaart. Bij
een isochronenkaart worden door
middel van isolijnen punten met een
gelijke tijdscomponent met elkaar ver
bünden. Tegenwoordig is het mogelijk
om met behulp van een gis van een
dem (digital elevation model) automa
tisch breuklijnen, vormlijnen en
zwaartepunten uit te rekenen. Breuk
lijnen zijn lijnen op hellingen waar
sprake is van een plotselinge overgang
in hellingshoek. Hiermee kunnen geo-
morfologische structuren worden ge-
vonden. Ook is het mogelijk om met
behulp van Software relatief eenvoudig
WAICHEREN
24