KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
2002-XXV1II-2
uit te rekenen waar zieh bepaalde grenzen van een vorm be-
vinden. Zo ook met bijvoorbeeld zandgolven, waarvan men
onder andere de kruinlijnen kan berekenen. Daar waar zieh
een kruin bevindt is de eerste afgeleide van het dem nul
[Gomes-Pereira Wicherson, 1999]. Er wordt, afhankelijk
van de helling van een grideel, een onderscheid gemaakt tus-
sen 'slope pixels' en 'flat pixels'. De 'slope pixels' geven een
helling aan. De 'flat pixels' of horizontale gridcellen geven de
kruinlijn of trog aan. Omdat bijvoorbeeld zandgolven in dit
opzicht relatief eenvoudige vormen zijn, zou het mogelijk
moeten zijn om met de eerste afgeleide de kruinlijnen te vin-
den. Het nadeel is echter dat men op deze manier niet alleen
kruinen maar ook alle andere relatief vlakke gebieden vindt.
Om deze reden is het beter om in dit soort gebieden of naar
de hoge waarden van de eerste afgeleide te kijken of met be-
hulp van de tweede afgeleide vorm- of breuklijnen te vinden.
De Software die dit volledig automatisch kan Staat echter nog
in de kinderschoenen.
Kaartseries. Een vorm van dynamiekkartering die het meest
lijkt op de animatie is de weergave met behulp van een
kaartserie. Bij een kaartserie worden er enkele kaartjes van
verschillende tijdstippen maar van hetzelfde gebied naast el-
kaar afgebeeld. De gebruiker moet zelf interpoleren wat met
het gekarteerde is gebeurd in de periode die niet door de
kaarten wordt weergegeven.
Dynamische kaarten (animaties)
Kartografische animaties kunnen op verschillende manieren
worden opgebouwd. Ze kunnen opgebouwd zijn uit individu-
ele beeldjes ('frame based') of kunnen opgebouwd zijn op basis
van een soort Script ('cast based animation'). Als men een ani
matie ontwerpt is het echter belangrijk om rekening te houden
met de mate van controle over de animatie die men de gebrui
ker geeft. Bij deze controle kan men bijvoorbeeld denken aan
het zelf insteilen van de tijdsduur tussen de frames of met be
hulp van een schuifbalk snel kunnen wisselen naar een ander
tijdstip. Over het algemeen is het zo dat de gebruiker graag de
controle heeft over de animatie [Monmonier Gluck, 1994].
Onderzoek van Monmonier en Gluck toonde ook aan dat ge-
bruikers geen fei knipperende Symbolen willen. Evenmin wil
men dynamische weergaven met meerdere visuele concentratie
punten ol meerdere kaarten met tegenstrijdige legenda's.
Gebruikersonderzoek
In het gebruikersonderzoek is gebruik gemaakt van een vijftal
dynamiekkaarten van de Oosterschelde buitendelta. De Oos-
terschelde buitendelta is hiervoor geschikt omdat er van dit
dynamische systeem goede datasets beschikbaar zijn om mor-
lodynamiek te bestuderen en te visualiseren. Verder is er over
het gebied veel bekend waardoor te controleren valt of bepaal
de processen te visualiseren zijn. Voor het gebruikersonder
zoek zijn een viertal statische kaarten (pijlenkaart, verschil-
kaart, vormlijnenkaart en een kaartserie met 9 tijdstippen) en
een dynamische kaart (animatie) vervaardigd. Het doel van het
gebruikersonderzoek was te kijken naar geschiktheid van een
bepaalde dynamiekkaart om dynamiek weer te geven (speeifiek
voor karrering van dynamiek in de Noordzee). De centrale
vraag kon hierbij als volgt worden omschreven: Welke infor-
matie biedt welk type kaart (zowel statische als dynamische
kaarten) voor de gebruiker ten aanzien van dynamiek, en hoe
succesvol slaagt zij in haar informatie-overdracht naar de ge
bruiker?
Met andere woorden: in dit gebruikersonderzoek werd ge-
toetst of de gebruiker de kaart begrijpt, er informatie uit kan
halen ten aanzien van dynamiek en wat als voor- en nadelen
van deze kaarten met dynamiek ervaren wordt. Op basis hier-
van is een vergelijking gemaakt tussen de gebruikte dynamiek
kaarten.
Omdat het hier gaat om informatie over dynamiek aan te bie-
den aan expert gebruikers waren de gebruikers personen met
een geografische achtergrond. De groep geografen was wat
omvang betreff niet groot, maar voldoende groot om een eer
ste indruk te krijgen over hetgeen in de scriptie werd behan-
deld. Vanwege de kleine omvang van de groep houdt dit in
dat de kwantitatieve analyse van het gebruikersonderzoek
slechts kan dienen als richtlijn. Meer van belang zijn de resul-
taten van het kwalitatieve deel van het gebruikersonderzoek.
In dit deel werd gekeken naar de motivatie waarom een be
paalde gebruiker het gebruik van een bepaalde dynamiekkaart
bruikbaar of onbruikbaar vindt. Het resultaat van het kwalita
tieve gedeelte is dan ook van beschrijvende aard.
Dataverzamelingsmethode
De dataverzamelingsmethode die hier gebruikt is, is een schrif-
telijke enquete die opgedeeld is in drie delen (deel A t/m C).
Voorafgaand aan deel A werd kort gevraagd naar de achter
grond van de gebruiker (dit is ofwel fysische geografie dan wel
sociale geografie). Dit is gedaan om een beter zieht te krijgen
op de manier van antwoorden en de gebruikte terminologie
van de respondent in het kwalitatieve deel van de analyse.
Deel A toetst door middel van een aantal körte vragen of de
gebruiker de kaart begrijpt. Tevens dienen deze vragen ervoor
de gebruiker de dynamiekkaarten te presenteren en als eerste
introduetie om de gebruiker aan te zetten tot het denken over
het kaarttype.
In deel B werd gekeken naar de mogelijkheid van het extrahe-
ren van een viertal informatietypen. Dit waren:
De mate van dynamiek op een punt. Kan de gebruiker iets
zeggen over de mate van morfodynamiek op een bepaalde
locatie?
De ontwikkeling van een punt. Is het mogelijk om iets te
zeggen over wat er met een punt gebeurt door de tijd?
Korte-rermijn ontwikkeling van het hele gebied. Is het mo
gelijk om uit de kaart informatie te halen over wat er met
het hele weergegeven gebied gaat gebeuren? Met korte-
termijn ontwikkeling wordt hier een veertiental jaren be-
doeld.
Korte-termijn ontwikkeling van een kleiner deel van het ge
bied ten opzichte van de rest van het gebied.
Hoewel deze vragen in eerste instantie gesloten waren, is er wel
de mogelijkheid geboden om het gekozen antwoord te verdui-
delijken. Verder werden er in deel B telkens twee geheel open
vragen gesteld. In deze vragen werd gekeken of het kaarttype
in zijn algemeenheid geschikt is voor het tonen van andere dy
namische fenomenen die niet behandeld zijn in de vragen.
Ook werd gevraagd naar de nadelen van het behandelde kaart
type in zijn algemeenheid.
In deel C werd tenslotte gekeken wat de gebruiker de beste of
prettigste dynamiekkaart vond in verband met een van de
hierboven genoemde vier informatietypen. Ook hierbij werd
eveneens een körte toelichting van de respondent gevraagd.
25