KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT 2002-XXVIII-2 oudsher is er vooral veel kennis opgedaan over de Stromingen aan het oppervlak van de oceaan. Uit het verschil tussen de koers en snelheid van een schip en de werkelijk afgelegde af- stand, de scheepsdrift, zijn de globale en relatief Sterke oceaan- stromingen reeds eeuwen bekend. Nog steeds zijn stroomatlas- sen voor de oceanen nog voornamelijk gebaseerd op dit soort waarnemingen die ook nu nog door zgn. vos-schepen (Voluntary Observing Ships) worden verricht en o.a. door het knmi worden verzameld. Een andere manier om stromingen te herleiden is door de temperatuur van het water te bepalen. Ook dit is een oude beproefde methode waarbij vos-schepen een belangrijke rol speien. Het traject van de Golfstroom in de Atlantische Oceaan en de, vergelijkbare, Agulhasstroom längs het Afrikaanse continent in de Indische Oceaan kan op deze manier bijvoorbeeld goed worden vastgesteld. Beide worden gekenmerkt door relatief warm water dat vanuit (sub)tropische gebieden naar de polen wordt getransporteerd. Deze methode, uit de eigenschappen van het water de her- komst bepalen, wordt ook nog steeds gebruikt vanaf onder- zoeksschepen. Dan wordt vooral gekeken naar de stromingen in de diepzee. Uit de temperatuur en het zoutgehalte van het water kan de oorspronkelijke afkomst worden bepaald. Zo kan bijvoorbeeld het Noord-Atlantisch Diep Water in alle oceanen worden teruggevonden en door veel metingen te combineren kunnen de stromingen over grote gebieden worden herleid. Naast metingen vanaf schepen worden in toenemende mate ook 'drijvermetingen' en metingen met behulp van verankerde stroommeters verricht. Bij drijvermetingen wordt een 'drijver' in de oceaan uitgezet en vervolgens wordt de positie van deze drijver een aantal malen per dag via satellieten doorgezonden. In feite zijn dit metingen die vergelijkbaar zijn met de 'ouder- wetse' scheepsdrift-metingen. Verankerde stroommeters wor den gebruikt om een goed beeld te krijgen van de (tijdsvariatie in) stromingen op een bepaalde locatie. Hierbij worden stroommeters bevestigd aan zgn. 'verankeringen'. Een veranke- ring is een lange kabel met aan het ene uiteinde een ankerge- wicht (meestal een oud treinwiel) die op de zeebodem wordt geplaatst en aan het andere uiteinde opdrijfbollen die de kabel rechtop in het water houdt. Aan deze kabel wordt op verschil- lende posities een stroommeter bevestigd. Bij het weer ophalen van de verankering wordt de verbinding tussen het anker- gewicht en de kabel verbroken (akoestisch) en vervolgens zor- gen de opdrijfbollen ervoor dat de kabel met de stroommeters aan het oppervlak van de oceaan verschijnt (altijd een uiterma- te spannende gebeurtenis die niet altijd vlekkeloos verloopt, zie onderstaand). Tenslotte zijn de laatste jaren metingen vanaf satellieten zeer belangrijk geworden. Eigenschappen aan de oppervlakte van de oceaan zijn op deze manier tegenwoordig heel goed vast te stellen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de temperatuur van het water en voor de hoogte van het zeeoppervlak (altimetrie- metingen). De altimetrie-metingen hebben laten zien dat in grote delen van de oceaan het oppervlak veel 'heuvels en dalen' vertoont. Deze verhogingen en verlagingen van het zeeopper vlak (denk daarbij aan tientallen centimeters tot een meter) zijn vaak een aanwijzing voor de aanwezigheid van wervels, ronddraaiende stromingen met een diameter van honderden kilometers die zieh langzaam door de oceaan verplaatsen en voor lange tijd (maanden tot jaren) herkenbaar blijven. Deze wervels zijn de oceanische equivalent van de hoge- en lage- drukgebieden in de atmosfeer. Vooral door de altimetrie-me tingen is bekend geworden dat deze ook zeer veelvuldig in de oceaan voorkomen. Hoewel er, vooral door de satellietmetin- gen, van de stromingen aan de oppervlakte van de oceaan de laatste jaren veel meer bekend is geworden geldt dit niet voor de stromingen in de diepzee. Hiervoor worden de hierboven beschreven metho- den toegepast. In onderstaand verslag wordt beschreven op welke manier der- gelijke metingen zijn verricht in het Mo- zambique Kanaal en wat de eerste resul- taten van deze metingen zijn. Stromingen in het Kanaal van Mozambique Aangenomen wordt dat het Kanaal van Mozambique een belangrijke verbinding vormt tussen de tropische gebieden van de Indische Oceaan en de Agulhas stroom (een sterke zuidgaande stroming längs Zuid-Afrika in de Indische Oceaan die vergelijkbaar is met de Golfstroom). Het gebied fungeert als belangrijk bron- gebied van de Agulhasstroom. Oceano- grafische metingen in dit gebied zijn er echter nog nauwelijks verricht en kennis over de stromingen is tot nu toe geba seerd op waarnemingen van de 'scheeps drift' door vos-schepen. In maart-april 2000 werd met de Pelagia een eerste vaartocht gehouden in dit ge bied. Wetenschappers en technici van het nioz, het imau (Universiteit Utrecht), het knmi en de universiteit van Kaapstad stapfen in Kaapstad aan boord voor een vaartocht via het Kanaal van Mozambique naar de Seychellen. Een van de belangrijkste vragen was of er inderdaad een 'Mozambique stroom', een continue zuidgaande stroming längs het Afrikaanse continent, aanwezig is. Atlassen over zeestromingen, gebaseerd op verzamelde gegevens over scheeps drift, suggereren een dergelijke stro ming. Recente satelliet- (altimetrie-)ge- gevens suggereren echter dat er in dit ge bied grote wervels aanwezig zijn die een ronddraaiende stroming veroorzaken. Als dit laatste inderdaad het geval is, dan moeten er ronddraaiende stromingen te vinden zijn rond de verhogingen en ver lagingen van het zeeoppervlak (op het zuidelijk halfrond een linksom draaiende stroming bij een verhoging en een rechtsomdraaiende stroming bij een ver- laging). Tijdens de vaartocht worden, vlak voor- dat het Kanaal van Mozambique wordt bereikt, de laatste satellietgegevens door het 'thuisfront', de Universiteit van Utrecht, doorgestuurd naar de Pelagia. Aan de hand van deze gegevens wordt het definitieve meetplan in het gebied vastgesteld. De satellietgegevens suggere ren dat er op dit moment drie relatief grote linksom draaiende wervels in het gebied zijn (verhogingen in het zeeop pervlak) en daarnaast mogelijk een aan- 28

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 2002 | | pagina 30