KARTOGRAFISCH TIJDSCHRIFT
Tabel i. Mogelijke structurerings-gereedschappen voorpapieren en digita
le atlassen (bron: Ormeling, 1992).
Papieren
atlassen
Digitale
atlassen
Schaal
X
X
Geografische volgorde
X
Thematische volgorde
X
X
Volgorde in de tijd
X
X
Inzet kaarten
X
X
Kleurcodering
X
Grafisch benadrukken
X
X
Highlighten
X
Kunnen oproepen
X
van verschillende lagen
naast elkaar aan te bieden (de Wolters-
Noordhoff Wereld@tlas is een mooi voor-
beeld van deze uiterst zinnige functionali-
teit; door vergelijk met een bekend gebied
leer je veel over een onbekend gebied).
Deze voornamelijk op het creeren van
structuur gerichte gereedschappen behoe-
ven niet a priori toegepasr te worden in de
digitale schoolatlas. Maar ze moeten wel
beschikbaar zijn voor de docent die, om
bepaalde leerdoelen te bereiken, de stof in
een bepaalde volgorde wil aanbieden.
Consequenties van de digitale omgeving
zijn vooral het losmaken van de geboden
informatie uit de beperkingen van de pa
pieren atlas. Daar werd de informatie al-
leen in bepaalde kaders aangeboden, zo-
wel geografisch, temporeel als thematisch.
In een digitale omgeving kunnen we elke
gewenste uitsnede laten zien, met elke ge-
wenste combinatie van lagen of thema's,
voor elke gewenste periode. Althans in
theorie; een en ander hangt natuurlijk af
van de beschikbaarheid in de tijd.
Vanaf 2000 hebben we het 00k regelma-
tig over 'smart maps' of intelligente
kaarten. Daarmee bedoelen we digitale
kaarten die op basis van de schaal waar-
op ze worden getoond meer of minder
gegevenscategorieen (kaartlagen) laten
zien, en de getoonde gegevenscatego
rieen meer of minder generaliseren. Het
'intelligente' karakter bestaat verder uit
de mogelijkheid alle getoonde kaartob-
jecten te bevragen.
Leerdoelen
In de Examenprogramma's havo en vwo
[gam, 1995] worden onder andere de
volgende voor de atlas relevante eindter-
men genoemd:
Het informatie kunnen verwerven uit
geautomatiseerde gegevensbestanden,
2002-XXV111-4
met inbegrip van computersimulaties en remote-sensing-
(RS-)beelden.
Het geografische informatie kunnen abstraheren en presen-
teren met behulp van o.a. natuurgetrouwe beeiden ((lucht)-
foto's en tekeningen), structuurgetrouwe beeiden (kaarten)
en analoge beeiden (kartogrammen, doorsneden, grafieken,
diagrammen en RS-beelden). Vrij vertaald betekent dit dat
leerlingen gegevens moeten kunnen presenteren in de ver-
schillende typen kaarten en diagrammen die er zijn, en daar-
toe dus 00k correct om moeten kunnen gaan met de grafi
sche grammatica.
Het kunnen relateren van gepresenteerde beeiden aan de
standplaatsgebondenheid en de doelen van de zender. Dat
betekent dus dat leerlingen moeten kunnen nagaan in hoe-
verre er sprake is bij de onderwerpkeuze van bei'nvloeding
door de situatiemanipulatie waarin de auteur verkeert, dat
wil zeggen bei'nvloeding door specifieke (maatschappelijke)
gezichtspunten of geografische standpunten (zoals een euro-
centrische benadering, een benadering vanuit een rijk land,
door een milieubeschermer of een werkgeversorganisatie).
Het kunnen krijgen van inzicht in de manier waarop de ge-
kozen, gepresenteerde geografische informatie bewust of on-
bewust kan zijn gemanipuleerd. Daartoe moeten leerlingen
kunnen nagaan of de informatie in afzonderlijke kaarten,
door keuze van een bepaalde karteermethode (zie figuur 2),
bepaalde kleurstelling of klassenindeling is gemanipuleerd.
Om de eerste twee genoemde eindtermen mogelijk te maken
biedt de 52c druk van De Grote Bosatlas 00k een cd-rom met
geografische en statistische bestanden, en zijn er 00k satelliet-
beelden in de atlas en op de cd-rom opgenomen (zie de bijlage
bij dit kt). Om de leerlingen van de manipulatiemogelijkheden
te doordringen zou de atlas met een schoolatlas uit bijvoorbeeld
een ontwikkelingsland vergeleken moeten kunnen worden.
Dan blijkt in welke mate de volgorde van de kaarten, de keuze
van onderwerpen van thematische kaarten, de schaal waarop
bepaalde gebieden worden afgebeeld, het al of niet hanteren
van kwantitatieve informatie enz. door de specifieke situatie in
ons land is bepaald. De 52e druk van De Grote Bosatlas bevat
trouwens al een voorbeeld van een aan de manipulatie gewijd
onderwerp. De kaartserie op pagina 62 over het Groene Hart
laat zien dat er, afhankelijk van de boodschap die men wil ver-
zenden, totaal verschillende kaartbeelden mogelijk zijn: Kaart A
kan worden gebruikt door milieuactivisten die willen aantonen
dat er, door de sterk gespreide woonfunctie, nauwelijks meer
sprake is van een Groen Hart. Kaart B brengt juist de tegenge-
stelde boodschap, en wel van de beleidsmakers die willen aan
tonen dat er overal sprake is van 'vergroening' van de Randstad
en het Groene Hart. Kaart C gebruikt men om aan te tonen
dat de economische activiteiten zieh heel sterk concentreren in
de stedelijke gebieden, terwijl kaart D op haar beurt dat verhaal
weer naar de prullenmand verwijst. De kaarten E en F stellen
de vraag of de HSL-lijn nu voornamelijk door stedelijk gebied
loopt of dwars door het Groene Hart. De kaarten G en H on-
dersteunen de opvatting dat de economische en demografische
ontwikkelingen juist in het Groene Hart plaatsvinden.
Voor het manipuleren van het beeld voor afzonderlijke the
ma's zou de atlas eigenlijk een aantal voorbeelden moeten be-
vatten. In de internationale kartografie is het zo langzamer-
hand duidelijk geworden dat het voor belangrijke kaarten niet
langer ethisch is om ze maar op een manier te visualiseren (zie
bijvoorbeeld figuur 2) maar daar verschillende beeiden voor te
gebruiken. De papieren atlas zal altijd door ruimtegebrek ge-
plaagd blijven, maar voor een aantal belangrijke onderwerpen
11